ECLI:NL:CRVB:2024:147

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
23/524 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag opleidingsbudget door het Uwv en hoger beroep

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een opleidingsbudget door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Betrokkene, die eerder als piloot werkte, heeft een aanvraag ingediend voor bekostiging van een opleiding om zijn werk als piloot te hervatten. Het Uwv heeft de aanvraag afgewezen, omdat de kosten van de opleiding ver boven het beschikbare budget van € 5.000,- liggen en er geen baangarantie is. Betrokkene heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv bleef bij de afwijzing. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv de aanvraag terecht heeft afgewezen. De Raad oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft, ondanks de gebrekkige motivering van het Uwv. De Raad benadrukt dat de specifieke situatie van betrokkene niet leidt tot een andere beoordeling van de aanvraag, omdat hij met zijn opleidingsniveau al een reële kans heeft om aan het werk te komen zonder de gevraagde scholing. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank voor het overige, maar vernietigt de opdracht aan het Uwv om een nieuw besluit te nemen.

Uitspraak

23/524 WIA
Datum uitspraak: 23 januari 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 29 december 2022, 20/4850 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 24 januari 2020 heeft het Uwv de aanvraag van betrokkene voor scholingsbudget afgewezen. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 11 augustus 2020 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Betrokkene heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Mr. K.U.J. Hopman, advocaat, heeft namens betrokkene een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 oktober 2023. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Hopman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C. Roele.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak gaat het om de vraag of het Uwv terecht de aanvraag van betrokkene om in aanmerking te komen voor bekostiging van een opleiding heeft afgewezen. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. Het Uwv heeft de aanvraag terecht afgewezen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Betrokkene heeft het vwo, de propedeuse Fiscal Economics en opleidingen tot piloot afgerond. Hij is op 31 oktober 2015 door psychische klachten uitgevallen voor zijn werkzaamheden als first officer (piloot) bij [Naam B.V. 1] Het Uwv heeft hem met ingang van 24 maart 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
1.2.
Betrokkene heeft op 31 december 2019 bij het Uwv gemeld dat hij graag wil starten met de opleiding Recurrent Training bij [Naam B.V. 2] ( [Naam B.V. 2] ). Hij wil graag weer gaan werken als piloot, maar heeft daarvoor scholing nodig. De opleiding kost € 12.450,- exclusief BTW. Betrokkene heeft daarbij gemeld dat er ook een opleiding met baangarantie is, maar dat de kosten daarvoor rond de € 40.000,- zijn.
1.3.
Het Uwv heeft deze aanvraag aangemerkt als een aanvraag om gebruik te kunnen maken van een opleidingsbudget. Een medewerker van het Uwv heeft dezelfde dag laten weten dat het verzoek het opleidingsbudget van € 5.000,- ver te boven gaat, maar dat het verzoek zal worden neergelegd bij de staf arbeidsdeskundige. Bij besluit van 24 januari 2020 heeft het Uwv de aanvraag van betrokkene afgewezen. In het besluit is vermeld dat een baangarantie aanwezig moet zijn, maar dat beide ingediende scholingsverzoeken ver boven budget zijn. Onder het besluit heeft het Uwv artikelen uit het ‘Scholingsprotocol’ weergegeven en is voor de maximumprijs het ‘Inkoopkader voor scholing Uwv 2011’ (Inkoopkader) genoemd.
1.4.
Het Uwv heeft op 13 februari 2020 betrokkene meegedeeld dat in het werkplan aan de hand van het Scholingsprotocol uitleg zal worden gegeven over de reden van afwijzing of goedkeuring van het opleidingsverzoek. In een e-mail van 20 maart 2020 heeft het Uwv, na overleg met een staf arbeidsdeskundige en onder verwijzing naar het Inkoopkader de afwijzing van de aanvraag van betrokkene aanvullend gemotiveerd met vermelding van de volgende redenen:
- het gaat bij re-integratieondersteuning om de meest korte weg om duurzaam aan het
werk te gaan. De opleiding is niet noodzakelijk om aan het werk te komen omdat betrokkene meerdere voltooide opleidingen heeft waarmee voldoende kwalificatie bestaat voor functies op de arbeidsmarkt;
- uit niets blijkt dat betrokkene weer geschikt is voor het werk waarin hij is uitgevallen;
- betrokkene moet Werkfit zijn om een beroeps- of functiegerichte opleiding te volgen. In het
werkplan van 26 maart 2020 is vermeld dat het Uwv akkoord is met de inkoop van een Werkfit-traject bij een re-integratiebureau.
1.5.
Betrokkene heeft in bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag en het werkplan onder meer aangevoerd dat hij liever heeft dat het scholingsbudget wordt besteed voor terugkeer in het eigen werk.
1.6.
Bij het bestreden besluit heeft het Uwv herhaald dat de opleiding niet meer dan de maximale gestelde prijs van € 5.000,- mag bedragen om in aanmerking te komen voor het scholingsbudget. Daarnaast moet er een baangarantie zijn. Omdat de kosten van de opleiding met baangarantie ver boven budget liggen kan om deze reden al het verzoek niet worden ingewilligd. Daarnaast is het werkplan juist opgesteld. Betrokkene beschikt over een ruim pakket aan voltooide opleidingen, waardoor de (door hem gewenste) opleiding niet noodzakelijk is voor hem om aan het werk te komen.
De procedure bij de rechtbank
2.1.
Nadat betrokkene beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit heeft het Uwv in het verweerschrift kenbaar gemaakt dat bij de beoordeling van een scholingsverzoek op grond van artikel 34 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) de Beleidsregels scholing 2016 (Beleidsregels) van toepassing zijn en volgens de Beleidsregels moet worden beoordeeld of er een noodzaak tot het volgen van scholing bestaat. Daarvoor moet worden voldaan aan drie vereisten: de scholing is arbeidsmarktrelevant, de duur gaat de maximumduur niet te boven en de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar. Volgens het Uwv voldoet betrokkene niet aan de vereisten dat de scholing arbeidsmarktrelevant is en dat betrokkene schoolbaar is.
2.2.
Nadat het beroep op zitting is behandeld heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak heropend. Betrokkene is in de heropeningsbeslissing in de gelegenheid gesteld om zijn stellingen te onderbouwen met stukken die aantonen dat hij beschikt over de vereiste medische vlieggeschiktheid die noodzakelijk is om de beoogde opleiding te volgen en stukken die onderbouwen dat de door hem beoogde opleiding een baangarantie geeft. Het Uwv zal in de gelegenheid worden gesteld om op deze stukken te reageren, om de situatie van betrokkene aan de maatwerkplaats voor te leggen en de reactie van de maatwerkplaats mee te delen aan de rechtbank. De rechtbank heeft in de heropeningsbeslissing vermeld het voorstelbaar te achten dat met dit laatste niet wordt gewacht totdat de door betrokkene in te dienen stukken zijn ontvangen en ook vermeld dat ter zitting is betoogd (door betrokkene) dat een
kosten-batenanalyse moet leiden tot vergoeding van de scholingskosten.
2.3.
Betrokkene heeft stukken ingediend die betrekking hebben op zijn medische geschiktheid in de jaren 2019 tot en met 2021 en op een ‘pilot development program’ met ETF Airways via Brookfield Aviation van januari 2022.
2.4.
Het Uwv heeft de rechtbank een advies van de kerngroep Maatwerk (Maatwerk) toegezonden. Volgens Maatwerk was de opleiding op het moment van de aanvraag niet arbeidsrelevant. Er is niet gebleken van enige baanintentie of garantie bij de aanvraag en ook niet daarna, terwijl uit arbeidsmarktinformatie volgt dat er in 2019 en 2020 relatief veel werkzoekende piloten waren in verhouding tot het aantal vacatures. Betrokkene heeft voorts geen door middel van scholing te overbruggen afstand tot de arbeidsmarkt. Ook heeft betrokkene niet bewezen dat hij schoolbaar is. Hij is bij de WIA-beoordeling niet geschikt geacht voor zijn eigen werk van piloot. Maatwerk heeft hieraan toegevoegd dat ook het totaalbeeld niet maakt dat een afwijzing – ondanks het niet voldoen aan alle criteria –
‘te kort door de bocht is’. Omdat betrokkene volgens Maatwerk zijn stellingen niet goed heeft onderbouwd kan er niet goed aandacht worden geschonken aan een kosten-batenanalyse.
Ook op grond van de door betrokkene nog toegestuurde stukken ziet Maatwerk geen mogelijkheid om de opleiding te vergoeden. Deze informatie ziet grotendeels op latere ontwikkelingen en er blijkt (nog) niet van een concreet baanaanbod destijds of op dat moment
.
De uitspraak van de rechtbank
2.5.
De rechtbank heeft vooropgesteld dat de situatie van betrokkene bijzonder is omdat hij een hoog maatmanloon heeft en zijn maatmanarbeid vereist dat hij altijd een recent voltooide opleiding heeft. De beoordeling van de vraag of betrokkene voldoende heeft aangetoond dat hij aan de criteria in de Beleidsregels voldoet is niet los te zien van zijn specifieke situatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv de specifieke omstandigheden in het geval van betrokkene onvoldoende heeft betrokken. Daarbij is de stelling van het Uwv dat betrokkene niet voldoet aan twee van de drie criteria uit de Beleidsregels, niet toereikend gemotiveerd. Het Uwv kan niet volstaan met de constatering dat de door betrokkene ingediende stukken geen betrekking hebben op de datum in geding, omdat de aanbiedingen van opleidingen en de medische verklaringen die daarvoor nodig zijn niet anders dan op de actuele situatie kunnen zien. Omdat de aanvraag ziet op een te volgen opleiding is van belang dat ook op dit punt de actuele situatie bij de beoordeling wordt betrokken en dat daarbij de specifieke situatie van betrokkene wordt meegewogen. Bij gebrek aan een actuele beoordeling door het Uwv van de belastbaarheid van betrokkene is de conclusie van het Uwv, dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat betrokkene het werk duurzaam zal kunnen verrichten, onvoldoende gemotiveerd. Daarbij heeft het Uwv, ondanks verzoek daartoe, geen kosten-batenanalyse gemaakt. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuw inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van betrokkene met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft daarbij ook een schadevergoeding toegekend van € 1.000,- in verband met de overschrijding van de redelijke termijn door de Staat en de Staat en het Uwv veroordeeld tot een vergoeding van de proceskosten.
Standpunten van partijen
3.1.
Het Uwv is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Samengevat heeft het Uwv herhaald dat de afstand van betrokkene tot de arbeidsmarkt niet groot is gelet op zijn opleidingsniveau. Volgens het Uwv had de rechtbank de arbeidsmarktrelevantie van de gevraagde opleiding en de schoolbaarheid van betrokkene moeten beoordelen zoals die is op aanvraagdatum en de actuele situatie daarbij niet betrekken. Daarbij is voldoende gemotiveerd dat de gewenste opleiding geen opleiding met een baanintentie of baangarantie betreft. Verder moet worden beoordeeld of betrokkene in staat is om de functie van piloot uit te voeren. Betrokkene kon zijn eigen werk niet verrichten rond de aanvraagdatum. Het Uwv wijst erop dat betrokkene zich in 2023 niet in staat voelt om vier uur per dag en twintig uur per week te werken en heeft in dit verband een rapport van een verzekeringsarts van 18 januari 2023 ingediend. Wat betreft de kosten-batenanalyse heeft het Uwv aangevoerd dat dit geen onderdeel is bij de beoordeling van de aanvraag van scholingsbudget en dat het ook niet mogelijk is om deze analyse te maken omdat de kosten van de opleiding steeds wijzigen.
3.2.
Betrokkene heeft onder meer naar voren gebracht dat hij na zijn aanvraag diverse keren arbeid heeft aanvaard en op 23 november 2023 een verslechtering in zijn gezondheidssituatie heeft gemeld in verband met een uitval uit werkzaamheden bij het ministerie van Defensie. De in dat kader in het opgemaakte rapport van de verzekeringsarts genoemde stress wordt volgens hem alleen veroorzaakt door de trage gang van zaken rond zijn scholingsverzoek. Betrokkene heeft benadrukt dat hij medisch geschikt is voor de functie van piloot en gesteld dat het in het kader van het scholingsverzoek slechts van belang is of hij medisch gezien de opleiding kan volgen. Ter zitting heeft hij benadrukt dat zijn re-integratie de grootste kans van slagen heeft als hij in zijn eigen maatmanfunctie kan re-integreren. Als hij eenmaal na de gevolgde opleiding weer aan de slag kan gaan als piloot, kan hij in overleg met een bedrijfsarts zijn werkzaamheden uitbreiden.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit op bezwaar tegen het besluit tot afwijzing van de scholingsaanvraag heeft vernietigd. De Raad komt tot het oordeel dat de vernietiging van het bestreden besluit terecht is, omdat dit besluit een gebrekkige motivering had, maar dat de afwijzing van de scholingsaanvraag in stand kan blijven. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
4.2.
De rechtbank heeft in beroep geprobeerd om partijen nader tot elkaar te brengen door de zaak in de maatwerkplaats van het Uwv aan de orde te laten komen. De rechtbank heeft daarbij met name gewezen op de specifieke situatie van betrokkene. Het Uwv heeft in de specifieke situatie van betrokkene geen aanleiding gezien om de aanvraag van betrokkene anders te beoordelen. De Raad zal beoordelen of het Uwv de aanvraag van betrokkene terecht heeft afgewezen.
4.3.
Het Uwv heeft pas in het verweerschrift in beroep artikel 34 van de Wet WIA en de Beleidsregels genoemd en hiermee de grondslag van de afwijzing nader onderbouwd. Volgens het Uwv voldoet betrokkene niet aan de in de Beleidsregels genoemde vereisten waardoor hij niet in aanmerking kan komen voor instemming met zijn aanvraag.
4.4.
Het Uwv heeft de aanvraag van betrokkene mede afgewezen op grond van bepalingen in het Inkoopkader, waarin is vermeld dat de prijs voor scholing lager moet zijn dan € 5.000,-. Ter zitting bij de Raad is door het Uwv bevestigd dat de hoogte van kosten van de door betrokkene gewenste opleiding nog steeds een afwijzingsgrond vormt en is het Inkoopkader weer aan de orde gekomen. Zoals betrokkene ook eerder in de procedure heeft aangevoerd, heeft dit Inkoopkader geen betrekking op de uitkeringsgerechtigde die een aanvraag doet voor een scholingsbudget, maar op bedrijven die re-integratiediensten verlenen. De Raad stelt verder vast dat de hoogte van de kosten van de opleiding waarvoor instemming van het Uwv wordt verzocht geen afwijzingsgrond op grond van de Beleidsregels is. Daarom kan de afwijzing van de aanvraag van betrokkene niet gebaseerd worden op de hoogte van de kosten.
4.5.
Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Wet WIA heeft de verzekerde die recht heeft op een WGA-uitkering recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het Uwv noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.
4.5.1.
In de geschiedenis van de totstandkoming van de deze bepaling is vermeld dat voorop staat dat de kortste weg naar werk moet worden gekozen. Dit is het kader waarbinnen het Uwv – in samenspraak met de betrokkene – zoekt naar de mogelijkheden en het Uwv de afweging omtrent ondersteuning maakt. Dit betekent dat de betrokkene niet automatisch recht heeft op een specifiek re-integratietraject of op een bepaalde, specifieke voorziening of werkplekaanpassing. [1]
4.5.2.
In de toelichting bij artikel 3 ‘Arbeidsmarktrelevantie’ van de Beleidsregels is vermeld:
‘Als de uitkeringsgerechtigde over een voldoende opleidingsniveau beschikt, dan gaat UWV er van uit dat de uitkeringsgerechtigde al een reële kans heeft om met dit opleidingsniveau aan het werk te gaan.’
4.6.
Gelet op de toelichting bij deze bepalingen heeft het Uwv zich terecht op het standpunt gesteld dat betrokkene met een voltooide vwo-opleiding en de propedeuse Fiscale Economie een hoog opleidingsniveau heeft en daarmee geen grote afstand van de arbeidsmarkt heeft. De specifieke situatie van betrokkene maakt niet dat het Uwv daarom zijn aanvraag anders moet beoordelen. De Beleidsregels zijn niet bedoeld om de voor de uitkeringsgerechtigde meest wenselijk geachte scholing te bekostigen. In de algemene toelichting bij de Beleidsregels is vermeld dat bij de taak van het Uwv om uitkeringsgerechtigden te ondersteunen bij het aan het werk gaan, de snelste en meest effectieve weg naar duurzame arbeid het uitgangspunt is. Het gaat erom dat door scholing noodzakelijk is om de reële kans om aan het werk te gaan te vergroten.
4.7.
Dat betrokkene geen grote afstand tot de arbeidsmarkt heeft is in dit geval al voldoende reden om de aanvraag van betrokkene af te wijzen. Dit betekent dat de Raad niet toekomt aan een bespreking van de overige afwijzingsgronden van het Uwv.
4.8.
Gelet op wat is vermeld bij 4.3 heeft de rechtbank terecht geconstateerd dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De rechtbank heeft evenwel niet onderkend dat de afwijzing van de aanvraag van betrokkene terecht was.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep van het Uwv slaagt dus. De aanvraag van betrokkene is terecht afgewezen. De rechtbank heeft wel terecht geoordeeld dat het bestreden besluit niet deugdelijk was gemotiveerd. De Raad zal de opdracht aan het Uwv om een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen vernietigen, bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven en de aangevallen uitspraak voor het overige bevestigen.
6. Betrokkene krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het Uwv is opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin als voorzitter en J.D. Streefkerk en M.C. Bruning als leden, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2024.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) D. Schaap

Bijlage

Artikel 34, eerste lid, van de Wet WIA
1. De verzekerde die recht heeft op een WGA-uitkering die niet ten laste komt van een eigenrisico-drager, heeft recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en, met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, op de naar het oordeel van het UWV noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling, tenzij artikel 42 van toepassing is.
Toepasselijke bepalingen Beleidsregels Scholing 2016
Artikel 2 Noodzaak scholing
Uitkeringsgerechtigden kunnen uitsluitend met instemming van UWV een scholing volgen als er een noodzaak tot het volgen van de scholing bestaat. De noodzaak tot het volgen van een scholing wordt beoordeeld aan de hand van deze Beleidsregel Scholing 2016. Er is sprake van een noodzaak tot het volgen van scholing als aan alle navolgende vereisten is voldaan:
a. de scholing is arbeidsmarktrelevant én
b. de duur van de scholing overschrijdt niet het daarvoor in artikel 4 gestelde maximum én
c. de uitkeringsgerechtigde is schoolbaar.
Artikel 3 Arbeidsmarktrelevantie
Een scholing is arbeidsmarktrelevant als bedoeld in artikel 2, sub a, als aan één van de navolgende vereisten is voldaan:
a. Er is sprake van een baanintentie of baangarantie. Deze baanintentie of baangarantie blijkt uit een door de werkgever en de uitkeringsgerechtigde ondertekende verklaring of arbeidsovereenkomst. De verklaring houdt in dat de werkgever voornemens is om de uitkeringsgerechtigde na het behalen van de het certificaat op diploma een dienstbetrekking aan te bieden. De dienstbetrekking waarop de baanintentie of baangarantie betrekking heeft, start uiterlijk op de eerste dag van de maand direct volgend op de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de scholing met een diploma of certificaat heeft afgerond. De omvang van de dienstbetrekking bedraagt minimaal hetzelfde aantal uren per week als de wekelijkse studiebelasting van de scholing en duurt minimaal 6 maanden.
b. De uitkeringsgerechtigde kan na het volgen van de scholing een door UWV vastgesteld kansberoep vervullen.
c. De uitkeringsgerechtigde maakt naar genoegen van UWV inzichtelijk dat hij met een certificaat of diploma van de scholing een reële kans heeft op werk in dienstbetrekking of om als zelfstandig ondernemer in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. De uitkeringsgerechtigde maakt hiervoor inzichtelijk tot welk (zelfstandig) beroep of functie de scholing opleidt. Wil de uitkeringsgerechtigde in een dienstbetrekking gaan werken, dan geeft hij inzicht in de vacatures die hij na het afronden van zijn scholing kan vervullen. Wil de uitkeringsgerechtigde als zelfstandig ondernemer gaan werken dan maakt de uitkeringsgerechtigde inzichtelijk op welke wijze hij na het volgen van de scholing als zelfstandig ondernemer in zijn onderhoud kan voorzien.
Artikel 5 Schoolbaar
UWV toetst of de uitkeringsgerechtigde schoolbaar is aan de hand van de navolgende criteria:
a.de cognitieve vaardigheden: de uitkeringsgerechtigde voldoet aan de formele instroomeisen die het opleidingsinstituut stelt aan personen die de scholing willen gaan volgen én
b.de belasting en de belastbaarheid: de uitkeringsgerechtigde is zowel fysiek als mentaal voldoende belastbaar zijn om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden en de functie of het beroep, waar de scholing voor opleidt, uit te voeren én
c.de persoonlijke omstandigheden: de persoonlijke omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde moeten zodanig zijn dat hij in staat is om de scholing met goed gevolg af te kunnen ronden.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2004/05, 30 034, nr. 3, blz. 171.