ECLI:NL:CRVB:2024:1369
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en gebrek aan medische onderbouwing
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant had zich ziekgemeld na een auto-ongeval en was van mening dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant per 20 april 2017 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat er op 11 juni 2018 geen toegenomen beperkingen waren uit dezelfde ziekteoorzaak. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de medische beoordeling. Appellant heeft geen nieuwe medische informatie ingediend die zijn standpunt ondersteunt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond heeft verklaard. Hierdoor blijft de weigering van de WIA-uitkering in stand, en krijgt appellant geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.