ECLI:NL:CRVB:2024:1335
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet gemelde werkzaamheden als nagelstyliste
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die niet hebben gemeld dat appellante als nagelstyliste op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. Appellanten ontvingen sinds 1 augustus 2014 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor gehuwden. Na een onderzoek door de gemeente Sittard-Geleen, dat werd ingesteld vanwege vermoedens van niet-gemelde werkzaamheden, heeft het college op 10 februari 2020 besloten de bijstand van appellanten in te trekken over bepaalde periodes en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellanten hebben bezwaar gemaakt, maar het college heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van de werkzaamheden van appellante. Appellanten stelden dat het recht op bijstand schattenderwijs kon worden vastgesteld op basis van de door hen verstrekte gegevens. De Raad oordeelde echter dat de gegevens onvoldoende waren om het recht op bijstand vast te stellen. De verklaringen van klanten en het overzicht van werkzaamheden en inkomsten waren niet betrouwbaar genoeg om een schatting te maken van de inkomsten. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand blijven. Appellanten kregen geen vergoeding voor proceskosten en griffierecht.