Uitspraak
SAMENVATTING
artikel 40, derde lid van de WAO. De Raad volgt dit standpunt niet.
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 80 tot 100%. De WAO-uitkering is daarbij gebaseerd op het vervolgdagloon, bestaande uit het minimum(jeugd)loon plus een aanvulling, omdat appellant toen jonger was dan 33 jaar.
als gevolg van artikel 19aa(cursief van de rechtbank) geen tweede recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat (…) met ingang van de dag waarop het tweede recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou zijn ontstaan (…) een loondervingsuitkering wordt toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen niet in geschil is dat appellant op de datum in geding, 27 mei 2019, een verzekerde is voor wie als gevolg van toepassing van artikel 19aa van de WAO geen tweede recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat. Daarom heeft het Uwv terecht gesteld te moeten onderzoeken of appellant met ingang van 27 mei 2019 – de dag waarop zonder artikel 19aa van de WAO een tweede recht op arbeidsongeschiktheid zou kunnen ontstaan – voldeed aan de overige criteria voor het recht op een dergelijke uitkering. Daartoe heeft het Uwv terecht een beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid onontbeerlijk geacht. Omdat appellant niet wil meewerken aan dit onderzoek, heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant terecht niet opgehoogd. De rechtbank heeft hierbij verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Limburg van 29 juni 2017. [1]
Het oordeel van de Raad
artikel 19aa, geen tweede recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat […] met ingang van de dag waarop het tweede recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering zou zijn ontstaan, een loondervingsuitkering toegekend. […]
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
.