ECLI:NL:CRVB:2024:1295

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
23/899 WAJONG-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking na openbaarmaking uitspraak in hoger beroep

In deze zaak heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 februari 2023. De zaak betreft een geschil tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De behandelend rechter, C.F.E. van Olden-Smit, heeft op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer. Op 19 juni 2024 heeft verzoeker een verzoek om wraking ingediend tegen de behandelend rechter. De wrakingskamer heeft het verzoek om wraking niet in behandeling genomen, omdat het verzoek is gedaan nadat de einduitspraak in de hoofdzaak op 29 mei 2024 openbaar is gemaakt. Dit is in strijd met artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022, dat bepaalt dat een verzoek om wraking niet in behandeling kan worden genomen indien het is gedaan na de openbaarmaking van de einduitspraak. De wrakingskamer heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen door de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2024, waarbij E.J.M. Heijs als voorzitter en A. van Gijzen en K.M.P. Jacobs als leden hebben gefungeerd, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier.

Uitspraak

23/899 WAJONG-W
Datum beslissing: 2 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 februari 2023, 22/3501, in een geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
In dit geding heeft C.F.E. van Olden-Smit (behandelend rechter) als lid van de enkelvoudige kamer op 29 mei 2024 uitspraak gedaan.
Op 19 juni 2024 heeft verzoeker een verzoek om wraking tegen de behandelend rechter ingediend.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 bepaalt dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
3. In het voorliggende geval is op 29 mei 2024 in het openbaar uitspraak gedaan in de hoger beroepszaak van verzoeker en is het verzoek ingediend op 19 juni 2024. Dat betekent dat het verzoek is gedaan nadat de uitspraak openbaar is gemaakt. De wrakingskamer zal het verzoek daarom niet in behandeling nemen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bepaalt dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en A. van Gijzen en K.M.P. Jacobs als leden, in tegenwoordigheid van N. ter Heerdt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2024.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) N. ter Heerdt