ECLI:NL:CRVB:2024:1286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WIA-uitkering afgewezen
In deze zaak heeft verzoekster verzocht om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 december 2020, waarin haar aanvraag voor een WIA-uitkering was afgewezen. De Raad heeft op 27 juni 2024 uitspraak gedaan op dit verzoek. Verzoekster, die sinds 29 oktober 2011 vanwege lichamelijke klachten niet meer kan werken, had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was geweigerd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Verzoekster heeft in de loop der jaren meerdere aanvragen gedaan, maar deze zijn steeds afgewezen, onder andere omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.
Tijdens de zitting op 5 juni 2024 is verzoekster verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en heeft het Uwv gereageerd op het verzoek om herziening. De Raad heeft overwogen dat het verzoek om herziening niet voldoet aan de strikte voorwaarden van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel stelt dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. De Raad heeft geconcludeerd dat het rapport van de verzekeringsarts, dat verzoekster als nieuw feit aanvoerde, al bekend was ten tijde van de eerdere uitspraak en daarom niet kan leiden tot herziening.
De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 3 december 2020 in stand blijft. Verzoekster krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. Deze uitspraak is gedaan door T. Dompeling, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier.