ECLI:NL:CRVB:2024:1246
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om terug te komen van eerdere weigering Wajong-uitkering op goede gronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar Wajong-uitkering te weigeren. Appellante, geboren op 15 juni 1985, had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die op 21 december 2010 was afgewezen omdat zij meer dan 75% van het wettelijk minimumloon kon verdienen. Na een nieuwe aanvraag op 31 december 2019, waarin appellante stelde dat haar psychische en lichamelijke klachten niet voldoende waren meegewogen, heeft het Uwv haar verzoek om terug te komen van de eerdere weigering afgewezen. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Appellante was van mening dat haar beperkingen in 2010 waren onderschat, maar de Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordeling kon ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. De Raad benadrukte dat appellante de mogelijkheid heeft om een nieuwe aanvraag in te dienen, waarbij nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden vermeld.