ECLI:NL:CRVB:2024:1238
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand per meldingsdatum en de afwijzing van eerdere aanvragen
In deze zaak gaat het om de toekenning van bijstand aan appellant, die een aanvraag voor bijstand heeft ingediend met als gewenste ingangsdatum 26 augustus 2020. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel. Appellant had eerder een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd, maar deze aanvraag werd op 14 december 2020 afgewezen. Vervolgens heeft hij een aanvraag voor een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ingediend, die op 5 mei 2021 werd afgewezen. Op 19 mei 2021 heeft appellant zich gemeld voor bijstand, maar het college heeft de ingangsdatum van de bijstand vastgesteld op 4 mei 2021, de datum waarop appellant zijn WW-aanvraag indiende. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de beslissing van het college, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij eerder dan 19 mei 2021 bijstand heeft aangevraagd. De Raad benadrukt dat bijstand in beginsel niet met terugwerkende kracht wordt verleend, tenzij bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Appellant heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat hij eerder bijstand had moeten ontvangen, en zijn verzoek om bijstand met terugwerkende kracht is afgewezen. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat hij geen proceskostenvergoeding ontvangt.