In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de herziening van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van betrokkene. De zaak betreft de vraag of de Svb zich kan beroepen op het ontbreken van bijzondere omstandigheden om de AIO-aanvulling af te stemmen, zonder dat er een onderzoek naar de financiële situatie van betrokkene heeft plaatsgevonden. Betrokkene ontving de AIO-aanvulling op basis van de Participatiewet (PW) en had in 2019 informatie verstrekt over het verblijf van zijn echtgenote in Turkije. De Svb had de AIO-aanvulling herzien omdat de echtgenote langer dan toegestaan in het buitenland verbleef. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het besluit van de Svb vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de financiële situatie van betrokkene. De Raad concludeerde dat de Svb terecht had gesteld dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die een afstemming van de AIO-aanvulling vereisten. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, wat betekent dat de AIO-aanvulling niet zal worden afgestemd. Betrokkene kreeg geen proceskostenvergoeding, omdat de Svb in overwegende mate in het gelijk was gesteld.