ECLI:NL:CRVB:2024:1155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wijziging van uitstel van betaling door de Sociale verzekeringsbank en toetsing van het evenredigheidsbeginsel
In deze zaak gaat het om de wijziging van een eerder verleend uitstel van betaling door de Sociale verzekeringsbank (Svb) aan appellant, die een schuld heeft vanwege de terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Raad voor de Rechtspraak heeft op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De Svb had eerder uitstel van betaling verleend, maar wijzigde dit besluit op basis van veranderde omstandigheden, zoals vastgesteld in een eerdere uitspraak van de Raad van 24 november 2020, waarin de intrekking en terugvordering van de AIO-aanvulling in rechte vaststonden.
De Raad oordeelt dat de Svb in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om het uitstel van betaling te wijzigen. Appellant had aangevoerd dat het onderzoek naar zijn vermogen in Turkije discriminatoir was, maar deze grond kon niet opnieuw worden aangevoerd in het kader van de wijziging van het uitstel. De Raad bevestigt dat de Svb de wijziging van het uitstel van betaling heeft mogen doorvoeren, omdat de terugvordering inmiddels in rechte vaststond en appellant over vermogen beschikte dat hij kon aanwenden voor de terugbetaling van de schuld.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij het bestreden besluit van de Svb in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.