ECLI:NL:CRVB:2024:1144
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij het huishouden in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, geboren in 1980 en bekend met een neurologische aandoening, had bezwaar gemaakt tegen de maatwerkvoorziening voor ondersteuning bij het huishouden die hem door Rogplus was toegekend. Deze maatwerkvoorziening was vastgesteld op 404 uur per jaar, maar na bezwaar was dit verhoogd naar 429 uur per jaar. De appellant was van mening dat hij meer tijd nodig had voor het dweilen van zijn woning, omdat hij door zijn aandoening en de omstandigheden in zijn woning extra vuiligheid verspreidde.
De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de tijd voor het dweilen al was inbegrepen in de toegekende uren. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op een zitting op 24 april 2024, waar de appellant en zijn advocaat, mr. J. Berkouwer, aanwezig waren. Rogplus werd vertegenwoordigd door mr. N. Doran. De Raad heeft de argumenten van de appellant overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld. De Raad bevestigde dat de appellant niet had aangetoond dat hij meer tijd nodig had voor het dweilen dan was voorzien in de maatwerkvoorziening.
De uitspraak van de Raad houdt in dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De appellant krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.