ECLI:NL:CRVB:2024:1136

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
22/3810 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ

In deze zaak gaat het om de vraag of appellant, geboren in 2016 en bekend met vocale en motorische tics en een algehele ontwikkelingsachterstand, in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Op 23 juni 2021 heeft zijn moeder een aanvraag ingediend voor Wlz-zorg. Het CIZ heeft deze aanvraag op 27 oktober 2021 afgewezen, en deze afwijzing is later door de rechtbank Noord-Nederland bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het CIZ zich op goede gronden heeft gebaseerd op medische adviezen en dat er geen blijvende zorgbehoefte vastgesteld kon worden. Appellant is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij diverse medische stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn zorgbehoefte.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 30 mei 2024 behandeld. De Raad heeft vastgesteld dat het CIZ de aanvraag van appellant terecht heeft afgewezen, omdat er geen grondslag is die toegang biedt tot zorg op grond van de Wlz. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en bevestigt dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor Wlz-zorg, zoals neergelegd in artikel 3.2.1 van de Wlz. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt, waardoor de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

22/3810 WLZ
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 november 2022, 22/1538 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak om de vraag of appellant in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. De Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank dat het CIZ de aanvraag van appellant voor Wlz-zorg terecht heeft afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. N. Groeneveld, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben nadere stukken overgelegd.
De Raad heeft de zaak – gedeeltelijk via videobellen – behandeld op een zitting van 18 april 2024. Voor appellant is zijn moeder en wettelijk vertegenwoordiger [naam moeder] verschenen, bijgestaan door mr. Groeneveld. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 2016, is bekend met – onder meer – vocale en motorische tics en een algehele ontwikkelingsachterstand. In verband hiermee is op 23 juni 2021 namens appellant een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 27 oktober 2021, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 22 maart 2022 (bestreden besluit), heeft het CIZ de aanvraag afgewezen. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat bij appellant geen sprake is van een grondslag die toegang geeft tot zorg op grond van de Wlz. Hieraan heeft het CIZ medische adviezen van 20 oktober 2021 en 7 maart 2022 ten grondslag gelegd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft – samengevat – overwogen dat het CIZ zich op de medische adviezen mocht baseren. De rechtbank heeft de medisch adviseurs kunnen volgen in de conclusie dat bij appellant geen sprake is van een grondslag die kan leiden tot zorg op grond van de Wlz. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de blijvende zorgbehoefte niet kan worden vastgesteld. Het CIZ heeft hierbij de jonge leeftijd van appellant mogen betrekken als ook de omstandigheid dat appellant in de toekomst ontwikkeling kan laten zien en door de behandelaars en onderzoekers van appellant ontwikkelingsgerichte begeleiding en behandeling wordt geadviseerd. Gelet hierop voldoet appellant niet aan de voorwaarden zoals neergelegd in artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz, zodat hij geen toegang heeft tot zorg op grond van de Wlz.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en heeft aangevoerd dat hij gelet op zijn specifieke medische situatie en de daarmee samenhangende zorgbehoefte in aanmerking dient te komen voor zorg op grond van de Wlz. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant diverse (medische) stukken overgelegd.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten aan de hand van wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De rechtbank is met juistheid tot het oordeel gekomen dat het CIZ de aanvraag van appellant op goede gronden heeft afgewezen. De Raad oordeelt met de rechtbank dat bij appellant geen sprake is van een grondslag die kan leiden tot zorg op grond van de Wlz. Bovendien is niet komen vast te staan dat bij appellant een blijvende behoefte bestaat aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid in de zin van de Wlz. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
4.2.
Het CIZ heeft op basis van de door appellant in hoger beroep overgelegde stukken aanleiding gezien voor het vaststellen van de grondslag psychische stoornis. Het CIZ heeft toegelicht dat deze grondslag op grond van het bepaalde in artikel 3.2.1, zesde lid, van de Wlz en gelet op de leeftijd van appellant geen toegang biedt tot de Wlz. Appellant heeft dit standpunt van het CIZ niet betwist, zodat het CIZ bij de afwijzing van de aanvraag van appellant heeft kunnen blijven.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat afwijzing van de aanvraag in stand blijft.
5. Omdat het hoger beroep niet slaagt krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en K.H. Sanders en M.C. Stoové als leden, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) M. Dafir

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 3.2.1, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet langdurige zorg
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b. 24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a.
blijvend: van niet voorbijgaande aard;
b.
permanent toezicht: onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c.
ernstig nadeel voor de verzekerde: een situatie waarin de verzekerde:
1°. zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2°. zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3°. ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4°. ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
d.
zelfzorg: de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
e.
regieproblemen: beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.
(…)
6. In afwijking van het eerste lid heeft een jeugdige als bedoeld in de eerste twee onderdelen van het begrip jeugdige van artikel 1.1 van de Jeugdwet geen recht op zorg indien hij vanwege een psychische stoornis een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in het eerste lid, onder a en b.