Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1951, heeft herhaaldelijk verzocht om erkenning als tweede generatie oorlogsslachtoffer, maar zijn aanvragen zijn steeds afgewezen. De Raad heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat er geen sprake was van een aperte, verwijtbare fout bij de beoordeling van de eerdere aanvragen. De appellant heeft in beroep aangevoerd dat er onjuistheden in de rapportages van psychiater Adshead zouden zijn, maar de Raad oordeelt dat deze onjuistheden niet leiden tot een andere conclusie over de eerdere afwijzingen. De Raad bevestigt dat de wetgeving sinds 15 juli 1994 het niet mogelijk maakt om personen die na de oorlog zijn geboren gelijk te stellen met de vervolgden. De Raad heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere afwijzing van de aanvraag om herziening standhoudt. De appellant krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.