ECLI:NL:CRVB:2014:1586
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om als tweede generatieslachtoffer in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wuv
Op 8 mei 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant, die verzocht om als tweede generatieslachtoffer in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Appellant, geboren in 1951, heeft eerder in 1994 een afwijzing ontvangen van verweerder, de Pensioen- en Uitkeringsraad, omdat zijn psychische klachten niet het niveau van een ziekte of gebrek bereikten. In december 2011 heeft appellant opnieuw een verzoek ingediend, maar verweerder heeft dit verzoek afgewezen op 20 april 2012, met de stelling dat er geen aperte, verwijtbare fouten waren gemaakt bij de eerdere beoordeling.
De Raad heeft vastgesteld dat de wetgeving sinds 15 juli 1994 is gewijzigd, waardoor alleen personen die tijdens de oorlogsjaren in omstandigheden verkeerden die met vervolging overeenkomen, in aanmerking komen voor gelijkstelling. Aangezien appellant na de oorlog is geboren, valt hij niet onder deze groep. De Raad heeft ook overwogen dat de door appellant overgelegde medische verklaringen niet tot een ander oordeel konden leiden, omdat deze dateren van na de oorspronkelijke beslissing en niet aantonen dat de klachten in 1994 niet konden worden vastgesteld.
De Raad concludeert dat er geen grond is voor het oordeel dat bij de oorspronkelijke beoordeling door verweerder een aperte, verwijtbare fout is gemaakt. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 mei 2014.