In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft de herziening en terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) van appellant, die ook een Turks pensioen ontvangt. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had bij de omrekening van de pensioeninkomsten naar euro's een fictieve maandkoers gehanteerd, gebaseerd op een gemiddelde wisselkoers uit het verleden. De Raad oordeelt dat deze werkwijze onterecht is, omdat de Svb moet aansluiten bij de dagwaarde van de buitenlandse valuta op het moment dat de appellant kan beschikken over de inkomsten. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij de Svb wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Appellant krijgt tevens een vergoeding voor de proceskosten van in totaal € 3.500,- en het griffierecht van € 184,- wordt terugbetaald.