ECLI:NL:CRVB:2024:1124

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
22/3764 BABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder

Deze zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De aanvraag werd afgewezen op basis van medische adviezen van de GGD, waartegen de betrokkene in beroep ging. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, omdat het college de afwijzing niet op een deugdelijke manier had onderbouwd. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat de medische adviezen van de GGD zorgvuldig waren opgesteld en dat de conclusies niet inzichtelijk waren. De Raad benadrukte dat het college zijn vergewisplicht had geschonden door blindelings op de adviezen van de GGD af te gaan zonder zelf de nodige verificatie uit te voeren. De Raad heeft het hoger beroep van het college verworpen en het beroep van de betrokkene tegen het tweede bestreden besluit gegrond verklaard, met de opdracht aan het college om een nieuwe beslissing te nemen op basis van een adequaat advies.

Uitspraak

22/3764 BABW, 24/308 BABW
Datum uitspraak: 22 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2022, 20/5062 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
SAMENVATTING
Deze zaak gaat over de vraag of de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder terecht is afgewezen. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college bestreden besluit 1 niet had mogen baseren op de medische adviezen van de GGD. Ook het besluit dat naar aanleiding van de aangevallen uitspraak is genomen berust niet op een deugdelijk advies.

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak en nadere stukken ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het college op 30 november 2022 een nieuw besluit genomen. Namens betrokkene heeft mr. S. Guman, advocaat, gronden tegen dit besluit ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 28 februari 2024. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. A. de Waal. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Guman.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Betrokkene heeft op 16 december 2019 bij het college een aanvraag ingediend voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder.
1.2.
Het college heeft bij besluit van 24 februari 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 augustus 2020 (bestreden besluit 1), de aanvraag afgewezen. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op de medische adviezen van de GGD van 30 december 2019 en 12 juni 2020. In deze adviezen is vermeld dat betrokkene niet voldoet aan de criteria voor de gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder. Betrokkene kan zich zonder hulp van een ander met de gebruikelijke loophulpmiddelen, redelijkerwijs over een langere afstand dan 100 meter aaneengesloten voortbewegen.
1.3.
Op 19 oktober 2020 heeft de arts van de GGD opnieuw een medisch advies uitgebracht en haar eerdere conclusie gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, bestreden besluit 1 vernietigd en het college opdracht gegeven een nieuwe beslissing op het bezwaar van betrokkene te nemen. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat het college bestreden besluit 1 niet op de adviezen van de GGD had mogen baseren, omdat deze adviezen niet op objectieve en inzichtelijke wijze zijn opgesteld. Uit de adviezen van de GGD valt niet op te maken wat de onderzoeken, zowel het onderzoek naar het loop- en beweegpatroon van betrokkene als het gericht medisch onderzoek, hebben ingehouden en hoe deze onderzoeken hebben geleid tot de conclusie dat betrokkene meer dan 100 meter zelfstandig kan lopen. In de adviezen is bovendien niet opgenomen welk ziektebeeld door de keuringsarts bij betrokkene is geconstateerd, tot welke loopbeperking dit ziektebeeld leidt en waarom dit ziektebeeld niet maakt dat betrokkene minder dan 100 meter zelfstandig kan lopen. De overwegingen die summier zijn opgesomd in de rapportages van de GGD maken (de conclusies van) de adviezen niet inzichtelijk of objectiveerbaar. De omstandigheid dat het in deze procedure gaat om vertrouwelijke medische gegevens van betrokkene, ontslaat het college niet van zijn vergewisplicht. Het college mag niet blind afgaan op de conclusies die door de keuringsarts zijn getrokken en moet zelf toetsten of de redenering die tot deze conclusie leidt inzichtelijk en te volgen is. Het college heeft dat in deze zaak niet gedaan.
Het standpunt van het college
3. Het college is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Het college heeft tegen die uitspraak – kort samengevat – aangevoerd dat de toetsing van medische dossiers dient te worden overgelaten aan artsen omdat zij deskundig zijn om de medische dossiers te beoordelen. Volgens het college valt uit de adviezen van de GGD op te maken wat de onderzoeken hebben ingehouden. De adviezen van de GGD zijn duidelijk en inzichtelijk.
Besluit van 30 november 2022
4. Het college heeft bij besluit van 30 november 2022 (bestreden besluit 2) het bezwaar tegen het besluit van 24 februari 2020 opnieuw ongegrond verklaard, onder verwijzing naar een nieuw advies van de GGD van 18 oktober 2022.
Het standpunt van betrokkene over bestreden besluit 2
5. Betrokkene heeft gemotiveerd gesteld dat hij het niet eens is met bestreden besluit 2.

Het oordeel van de Raad

6. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht bestreden besluit 1 heeft vernietigd aan de hand van wat het college in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak
7.1.
Een bestuursorgaan mag eerst op het advies van een deskundige afgaan, nadat is nagegaan of dit advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten (hierna: de vergewisplicht). Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs.
7.2.
Het college heeft bestreden besluit 1 gebaseerd op de adviezen van de GGD van 30 december 2019 en 12 juni 2020. Deze adviezen zijn zo geformuleerd dat onduidelijk is op welke wijze de arts tot haar conclusie is gekomen dat betrokkene in redelijkheid in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen. Uit de adviezen is niet op te maken wat er aan de hand is met betrokkene, wat er precies is onderzocht en op basis van welke gegevens de arts heeft geconcludeerd dat betrokkene niet voldoet aan de voorwaarden voor een gehandicaptenparkeerkaart. Verder is niet duidelijk welke inlichtingen de behandelend sector aan de GGD heeft verstrekt, wat de arts van de GGD hierover heeft overwogen en of aan de gestelde medische klachten van betrokkene aandacht is besteed. Het in beroep ingebrachte advies van de GGD van 18 oktober 2022 biedt hierover ook geen duidelijkheid.
7.3.
Uit wat onder 7.2 is overwogen vloeit voort dat de adviezen dermate summier waren dat zij het college geen aanknopingspunt boden om invulling te geven aan de vergewisplicht. Het had dan ook op de weg van het college gelegen om een nadere toelichting op de adviezen te vragen. Nu het college dit heeft nagelaten en de adviezen zonder meer aan de besluitvorming ten grondslag heeft gelegd, heeft het college gehandeld in strijd met de op hem rustende vergewisplicht. Het college had het bestreden besluit 1 niet mogen baseren op deze medische adviezen.
Bestreden besluit 2
8.1.
Bestreden besluit 2 wordt, gelet op de artikelen 6:19 en 6:24 van de Awb, mede in de beoordeling betrokken.
8.2.
Het college heeft in dit besluit, onder verwijzing naar het advies van de GGD van 18 oktober 2022, zijn standpunt gehandhaafd dat betrokkene niet voldoet aan de voorwaarden voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder. Naar het oordeel van de Raad is ook uit dit advies niet op te maken wat is onderzocht en hoe tot de conclusie is gekomen dat betrokkene niet aan de voorwaarde voor een gehandicaptenparkeerkaart voldoet. Daarmee heeft het college ook aan bestreden besluit 2 geen volledig en zorgvuldig onderzoek ten grondslag gelegd.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Het beroep van betrokkene tegen bestreden besluit 2 is gegrond en dit besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Het is niet mogelijk het geschil definitief te beslechten omdat het college alsnog een advies zal moeten inwinnen dat voldoende gegevens bevat om het college in staat te stellen te voldoen aan de vergewisplicht. Op basis van de resultaten van dit advies dient het college een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De Raad ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen de door het college te nemen nieuwe beslissing op bezwaar alleen bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
9.2.
Betrokkene krijgt een vergoeding voor zijn proceskosten in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.750,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting bij de Raad, € 875,- per punt).
9.3.
Van het college wordt op grond van artikel 8:109, tweede lid, van de Awb griffierecht geheven.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 30 november 2022 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • draagt het college op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.750,-;
  • bepaalt dat van het college een griffierecht van € 548,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en K.H. Sanders en J.J. Janssen als leden, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2024.
(getekend) J. Brand
(getekend) C.K. Teunissen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Ingevolge artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen (BABW) inzake het wegverkeer kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling) kunnen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen, voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen.
In artikel 2, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat een gehandicaptenparkeerkaart niet wordt afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
Artikel 3, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat het geneeskundig onderzoek, ingeval de gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag, bedoeld in artikel 49 van het BABW wordt verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel - bij externe advisering - door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige.
Artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat het bestuursorgaan, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, zich ervan dient te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.