Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
bevestigt de aangevallen uitspraak;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 1 mei 2021. Appellant, die voor het laatst als asbestsaneerder werkte, had zich op 21 januari 2020 ziekgemeld met schouder- en longklachten. Het Uwv concludeerde dat appellant meer dan 65% van zijn laatst verdiende loon kon verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep ongegrond. Appellant stelde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld door geen informatie op te vragen bij de behandelend sector en dat zijn medische situatie niet volledig was beoordeeld.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige grondslagen had voor de beëindiging van de uitkering. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige adequaat hadden gehandeld en dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van 12 maart 2021 correct was toegepast. Appellant had geen nieuwe medische stukken ingediend die de eerdere conclusies konden weerleggen. De Raad wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en de beëindiging van de ZW-uitkering bleef in stand.