ECLI:NL:CRVB:2024:1057
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Wajong-uitkering wegens niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een Wajong-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 22 mei 2024 uitspraak gedaan. Appellante stelt dat er sprake is van een duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, maar de Raad oordeelt dat dit standpunt niet wordt ondersteund door voldoende nieuwe feiten of omstandigheden. De Raad volgt de eerdere besluiten van het Uwv, waarin werd gesteld dat appellante niet voldoet aan de criteria voor een Wajong-uitkering. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 10 april 2024, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. ing. J.G. van Ek, en het Uwv door A.H.G. Boelen. De Raad concludeert dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag door het Uwv terecht is, omdat er geen bewijs is van toegenomen arbeidsongeschiktheid en de behandeling van appellante nog steeds mogelijk is. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Limburg, die eerder het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Hierdoor krijgt appellante geen Wajong-uitkering en ook geen vergoeding voor proceskosten.