ECLI:NL:CRVB:2024:1049
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen schorsing van de ZW-uitkering en verplichting tot medewerking aan deskundigenonderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de schorsing van de ZW-uitkering van appellant, die per 3 juni 2019 was ingegaan. Appellant had zich op 6 juni 2019 ziekgemeld, maar de Raad oordeelde dat hij in staat was zijn eigen werk te verrichten. De Raad benoemde een KNO-arts als deskundige om de medische situatie van appellant te onderzoeken, maar appellant weigerde mee te werken aan dit onderzoek. De Raad heeft appellant herhaaldelijk gewezen op zijn verplichting om mee te werken aan het deskundigenonderzoek, maar appellant bleef volhouden dat er geen noodzaak was voor een deskundige. De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen objectieve medische gegevens waren die de bevindingen van de artsen in twijfel trokken. De Raad concludeerde dat appellant geen recht had op een ZW-uitkering, omdat hij niet arbeidsongeschikt was op de datum in geding. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.