ECLI:NL:CRVB:2024:1013
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant en de beoordeling van de geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant per 20 juli 2022 door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die eerder een ZW-uitkering ontving, betwistte de beëindiging van zijn uitkering op basis van zijn medische beperkingen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn conclusies adequaat heeft gemotiveerd. De Raad volgt de rechtbank in haar oordeel dat appellant, ondanks zijn toegenomen beperkingen, in staat is om de eerder geselecteerde functies te vervullen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De Raad oordeelt dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies. De proceskosten worden vergoed aan appellant, en het Uwv wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht.