ECLI:NL:CRVB:2024:1005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de loonsom in het kader van de NOW-3 regeling en de rol van payrollbedrijven
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door dr. A.M. Mulder, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de loonsom voor de NOW-3 regeling correct had berekend. Appellant had aanvragen ingediend voor tegemoetkomingen in de loonkosten voor zijn horecabedrijven, Café [naam café 1] en Café [naam café 2], maar de minister had alleen tegemoetkomingen verleend voor personeel met een loonheffingsnummer. Appellant was van mening dat ook de loonkosten voor personeel dat via een payrollbedrijf werkte, meegeteld moesten worden. De rechtbank oordeelde echter dat de wetgever bewust had gekozen om alleen de loonsom van eigen werknemers mee te tellen en dat de loonsom van payrollpersoneel niet in aanmerking kwam voor de NOW-3 regeling. Tijdens de zitting op 4 april 2024 was de minister niet aanwezig, maar de Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad stelde vast dat de definitie van loonsom in de NOW-3 niet overeenkomt met andere wettelijke definities en dat de minister terecht had gehandeld door de loonkosten van payrollpersoneel niet mee te tellen. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en hij kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht.