Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
.Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
OVERWEGINGEN
Inleiding
Wajong-uitkering toe te kennen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een Wajong-uitkering aan appellante. Appellante, geboren op [geboortedatum] 2002, had een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij stelde dat zij op de dag dat zij achttien jaar werd, duurzaam geen arbeidsvermogen had. Het Uwv had echter geconcludeerd dat appellante op dat moment weliswaar geen arbeidsvermogen had, maar dat deze situatie niet duurzaam was. De rechtbank Limburg had het bezwaar van appellante tegen de beslissing van het Uwv ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
Tijdens de zitting op 10 april 2024 heeft de Raad de zaak behandeld, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. S.V.A.Y. Dassen-Vranken, en het Uwv door A.H.G. Boelen. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de medische rapporten en de argumenten van beide partijen. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen van appellante niet duurzaam was, en dat er geen nieuwe gronden waren aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op een Wajong-uitkering, omdat de situatie van het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam was. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsvermogen en de rol van medische rapporten in dit proces.