ECLI:NL:CRVB:2023:970

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
23 / 732 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep inzake privatiseringswachtgeld voor voormalige medewerkers

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzoek van appellante, een organisatie die voormalige medewerkers privatiseringswachtgeld wilde toekennen, dat door het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft geoordeeld dat hij onbevoegd is om over het hoger beroep te oordelen, omdat het hier geen besluit betreft dat onder de bevoegdheid van de Raad valt volgens de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak. De Raad heeft de gedingstukken naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doorgezonden. Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten, maar ontvangt wel een teruggave van het griffierecht van € 541,-.

Uitspraak

23/732 AW
Datum uitspraak: 19 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 16 juli 2021, 20/1654 en 20/1655 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [vestigingsplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn (college)
PROCESVERLOOP
1.1. Bij besluit van 20 december 2018 heeft het college het verzoek van appellante om negen van haar voormalige medewerkers privatiseringswachtgeld toe te kennen niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 27 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Appellante heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.2. Namens appellante heeft mr. J.W.C. van Kleef hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. De zaak is samen met de zaken 21/2994 AW en 21/2996 AW op zitting behandeld op 7 april 2023. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van Kleef, C.P. van Veen en P.C. Vrisekoop. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. Nieuwenhuizen en mr. N. Doran. In de andere twee zaken wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Totstandkoming van het bestreden besluit
2.1.
Op 25 mei 2000 heeft de gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn (gemeente) besloten om de taken van de afdeling [afdeling] te privatiseren. Vanwege deze privatisering heeft het college de ambtenaren van deze afdeling met ingang van 1 juli 2001 eervol ontslag verleend en zijn zij aansluitend op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij appellante. In het kader van deze overgang is het [Sociaal Plan] (Sociaal Plan) opgesteld. Op 1 januari 2016 zijn deze medewerkers ontslagen bij appellante vanwege het door de gemeente stopzetten van de subsidierelatie.
2.2.
Bij brief van 29 juni 2016 heeft appellante het college meegedeeld dat negen van haar voormalige medewerkers privatiseringswachtgeld hebben aangevraagd en het college verzocht kenbaar te maken op welke wijze invulling gaat worden gegeven aan de verplichtingen van de gemeente als bedoeld in het Sociaal Plan.
2.3.
Bij besluit van 20 december 2018 heeft het college deze brief aangemerkt als een verzoek om negen van haar voormalige medewerkers privatiseringswachtgeld toe te kennen en dit verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij heeft het college zich op het standpunt gesteld dat appellante niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.4.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft geoordeeld dat in artikel 11 van het Sociaal Plan rechten zijn toegekend aan de medewerkers die per 1 juli 2001 zijn overgegaan naar appellante. Voor zover appellante belang heeft bij de uitoefening van deze rechten, is dit niet een rechtstreeks belang maar een indirect belang. Het college heeft daarom het bezwaar van appellante terecht nietontvankelijk verklaard.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad komt tot het oordeel dat hij onbevoegd is te oordelen over het hoger beroep van appellante. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt.
4.2.
Op grond van artikel 8:105, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), tenzij een andere hoger beroepsrechter bevoegd is ingevolge hoofdstuk 4 van de bij die wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (Bevoegdheidsregeling) dan wel ingevolge een ander wettelijk voorschrift.
4.3.
In artikel 9 en artikel 10 van de Bevoegdheidsregeling is bepaald dat tegen een uitspraak van de rechtbank omtrent een besluit, genomen op grond van een in die artikelen genoemd voorschrift of anderszins in die artikelen omschreven, hoger beroep kan worden ingesteld bij de Raad.
4.4.
Nu het hier geen besluit als bedoeld in artikel 9 of artikel 10 van de Bevoegdheidsregeling betreft, is de Raad onbevoegd over het hoger beroep van appellante te oordelen.
Conclusie en gevolgen
5.1.
De Raad zal zich onbevoegd verklaren te oordelen over het hoger beroep van appellante en de gedingstukken naar de Afdeling doorzenden.
5.2.
Appellante krijgt geen vergoeding van haar proceskosten, maar krijgt wel een teruggave van het griffierecht in hoger beroep.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart zich onbevoegd;
  • bepaalt dat de griffier het betaalde griffierecht van € 541,- aan appellante terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door Y. Sneevliet als voorzitter en J.J.T. van den Corput en H. Lagas als leden, in tegenwoordigheid van E.J. van der Veldt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2023.
(getekend) Y. Sneevliet
(getekend) E.J. van der Veldt