ECLI:NL:CRVB:2023:920

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
22/1833 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid en de beoordeling door deskundigen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid van betrokkene, die sinds 2011 ziek is door psychische klachten. Betrokkene had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het Uwv had in een herbeoordeling geconcludeerd dat haar beperkingen niet duurzaam waren. De rechtbank Amsterdam had het besluit van het Uwv vernietigd en betrokkene recht gegeven op een IVA-uitkering, maar het Uwv ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de deskundigenrapporten, met name van M.M. Wolff-van der Ven, zorgvuldig en consistent waren en dat er voldoende aanwijzingen waren dat betrokkene nog verbetering van haar functionele mogelijkheden kon verwachten. De Raad volgde het oordeel van de deskundige dat de beperkingen van betrokkene niet duurzaam waren, en vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad concludeerde dat het beroep tegen het besluit van 17 september 2018 ongegrond was.

Uitspraak

22.1833 WIA

Datum uitspraak: 6 april 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2022, 18/6518 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. S. Kroesbergen, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2023. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y. Huisman. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. Kroesbergen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene is laatstelijk werkzaam geweest als IP resource analist. Op 19 januari 2011 heeft zij zich voor dit werk ziekgemeld als gevolg van psychische klachten. In het kader van een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden en is aan betrokkene per 16 januari 2013 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 39,16%. Bij besluit van 30 december 2013 heeft het Uwv na afloop van de loongerelateerde periode betrokkene met ingang van 16 november 2013 een WGA-vervolguitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 65 tot 80%. Bij besluit van 21 september 2017 heeft het Uwv het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 30 december 2013 alsnog gegrond verklaard in die zin dat betrokkene met ingang van 16 november 2013 voor 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt geacht.
1.2.
In het kader van een herbeoordeling, waarbij betrokkene heeft verzocht om ook de duurzaamheid van haar beperkingen te beoordelen, heeft een verzekeringsarts betrokkene op het spreekuur van 31 oktober 2017 onderzocht en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 19 december 2017 opgesteld. Deze arts is tot de conclusie gekomen dat de verwachting is dat op lange termijn de medische situatie zal verbeteren en de functionele mogelijkheden zullen toenemen. Met inachtneming van deze beperkingen heeft de arbeidsdeskundige vervolgens geconcludeerd dat geen functies te vinden zijn, zodat betrokkene 80 tot 100% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van 2 februari 2018 heeft het Uwv betrokkene meegedeeld dat haar WIA-uitkering niet wijzigt omdat de mate van arbeidsongeschiktheid niet veranderd is. Het bezwaar van betrokkene tegen dit besluit, waarbij zij zich op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid, is door het Uwv bij besluit van 17 september 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 14 september 2018 ten grondslag, waarin is geconcludeerd dat de beperkingen van betrokkene bij persoonlijk en sociaal functioneren niet duurzaam zijn.
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit bij de aangevallen uitspraak gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 2 februari 2018 herroepen en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat betrokkene met ingang van 31 oktober 2017 recht heeft op een IVA-uitkering. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verzuimd om inzichtelijk te maken wat de genoemde adviezen en diverse vormen van medicatie in het geval van betrokkene voor haar zouden kunnen betekenen. De rechtbank heeft aanleiding gezien om M.M. Wolff-van der Ven als onafhankelijk deskundig verzekeringsarts te benoemen. De rechtbank heeft vervolgens ingestemd met het verzoek van Wolff-van der Ven om een andere medisch deskundige te raadplegen, waarna internist R.A.J. Warringa bij het onderzoek is betrokken. Op 5 maart 2020 heeft Wolff-van der Ven een rapport uitgebracht, waarin deze verzekeringsarts tot de conclusie is gekomen dat er in de basis geen sprake is van een progressief ziektebeeld en dat er daarom op basis van de door de internist voorgestelde behandelopties een meer dan geringe kans op verbetering moet worden aangenomen voor wat betreft het eerstkomende jaar. De rechtbank heeft in dit rapport echter een overweging over de adviezen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemist. Het advies van de internist over de ademhalingstraining is nieuw en wordt volgens de rechtbank niet geplaatst in de context van de adviezen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en Wolff-van der Ven hebben volgens de rechtbank nergens toegelicht waarom de genoemde behandelopties voor betrokkene passend kunnen zijn.
3.1.
Het Uwv heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende heeft onderbouwd waarom is afgeweken van het oordeel van de door de haar ingeschakelde deskundige. Daarbij heeft het Uwv nog gewezen op de omstandigheid dat de deskundige juist door de rechtbank is ingeschakeld om een oordeel te geven over de duurzaamheid. De ingeschakelde deskundige heeft geconcludeerd dat er een meer dan geringe kans bestaat op verbetering voor wat betreft het eerstkomende jaar. De door internist Warringa genoemde behandelopties en adviezen zijn passend te achten voor betrokkene, juist omdat Warringa betrokkene zelf heeft onderzocht. Het zijn volgens het Uwv dus geen behandelopties of adviezen die in het algemeen gelden, maar specifiek op de situatie van betrokkene van toepassing zijn. Wolff-van der Ven is volgens het Uwv ook ingegaan op de aspecten van de duurzaamheid op alle relevante medische aspecten. Het Uwv heeft daarbij gewezen op de omstandigheid dat, hoewel de rechtbank overwegingen mist in het rapport van de deskundige, de rechtbank geen aanvullende vragen heeft gesteld.
3.2.
Betrokkene heeft verzocht om de aangevallen uitspraak te bevestigen. Daarbij heeft betrokkene – kort weergegeven – te kennen gegeven dat Wolff-van der Ven niet heeft gerapporteerd welke concrete verbetering in de belastbaarheid verwacht kan worden. De adviezen zijn volgens betrokkene enkel benoemd als mogelijke stappen. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen enkele concrete verwachte verbetering uitgesproken. Het is storend dat het Uwv zich voor de gronden in hoger beroep primair heeft gericht op de medicatie voor POTS en dat later gesteld wordt dat de verbetering gezocht zou moeten worden in ademhalingsoefeningen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
In geschil is of de beperkingen die voor betrokkene zijn aangenomen en waarvoor zij volledig arbeidsongeschikt wordt geacht ook als duurzaam beschouwd moeten worden.
4.2.
Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek en zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Ingevolge het tweede lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie. Volgens het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
4.3.
Voor de beantwoording van de vraag of betrokkene niet alleen volledig maar ook duurzaam arbeidsongeschikt is, heeft de rechtbank aanleiding gezien om verzekeringsarts Wolff-van der Ven te benoemen als onafhankelijk deskundige. In het rapport van 5 maart 2020 heeft Wolff-van der Ven geconcludeerd dat er nog behandelopties zijn waarbij verbetering van klachten en functionele mogelijkheden verwacht mag worden. De beschreven beperkingen worden daarmee niet duurzaam geacht. Bij de beantwoording van de vraagstelling heeft Wolff-ven der Ven voorts vermeld dat, gelet op de behandeladviezen van internist Warringa, moet worden aangenomen dat bij ontbreken van een in de basis progressieve aandoening er een meer dan geringe kans op verbetering bestaat bij het opvolgen van genoemde adviezen, ten aanzien van de ervaren klachten als ook de functionele mogelijkheden.
4.4.
De Raad volgt de rechtbank niet in haar oordeel dat de deskundige en de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende hebben toegelicht waarom de genoemde behandelopties en adviezen voor betrokkene passend zijn of dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verzuimd om inzichtelijk te maken wat de genoemde adviezen en diverse vormen van medicatie in het geval van betrokkene voor haar zouden kunnen betekenen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapporten van 14 september 2018 en 19 maart 2019 op een inzichtelijke wijze uiteen heeft gezet dat betrokkene nog diverse vormen van medicatie kan gebruiken en dat er praktische adviezen zijn om de actieradius uit te breiden, die goed toepasbaar zijn in het dagelijks leven. Uitgaande van de interventies van CVS kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een verbetering ontstaan in de dynamische en statische beperkingen van betrokkene. Ook is van belang dat de door de rechtbank betrokken verzekeringsarts W.S. Vrijlandt in een rapport van 25 mei 2019 heeft gesteld dat uit het advies van de gezondheidsraad van 2018 niet volgt dat personen bij wie de diagnose ME/CVS is gesteld, niet meer kunnen verbeteren of niet beter kunnen worden.
4.5.
De conclusies die volgen uit het rapport van Wolff-van der Ven zijn, zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook in de rapporten van 3 juni 2020 en 3 november 2021 terecht te kennen heeft gegeven, in lijn met de eerdere beoordelingen van het Uwv. De conclusies van Wolff-van der Ven zijn gebaseerd op uitgebreid onderzoek naar de in het dossier aanwezige informatie van de behandelaren van betrokkene, het Uwv en de bevindingen van internist Warringa die betrokkene zelf heeft onderzocht. Warringa heeft bij betrokkene onder meer dyspneu geconstateerd, waarbij is vermeld dat disfunctioneel ademhalen een veel voorkomende klacht bij personen met POTS is. Een fysiotherapeutische interventie gericht op ademhalingstraining kan verlichting van de klachten geven en verbetering van kwaliteit van leven. Deze behandelopties zijn voor betrokkene volgens Warringa aanwezig. De adviezen zijn echter uitgebreider dan dat omdat er volgens Warringa ook aandacht moet zijn voor coping en mobilisatiebeleid met daarnaast medicamenteuze aandachtspunten.
4.6.
Gelet op 4.4 en 4.5 had de rechtbank niet tot het oordeel kunnen komen de door haar benoemde deskundige niet te volgen. Met het rapport van 5 maart 2020 is voldoende komen vast te staan dat de door Wolff-van der Ven beschreven behandelopties en adviezen berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij betrokkene aan de orde zijn. Dat Warringa de aanvullende diagnose dyspneu heeft gesteld doet niet af aan het concreet op betrokkene van toepassing zijnde advies om fysiotherapeutische behandelingen met ademhalingstraining te ondergaan, die mogelijk voor haar nog tot een verbetering van haar functionele mogelijkheden kunnen leiden. Het rapport van Wolff-van der Ven geeft verder blijk van een zeer zorgvuldig en uitgebreid onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Ook anderszins zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven het rapport niet te volgen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het oordeel van de onafhankelijk door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel wordt gevolgd indien de door deze deskundige gebezigde motivering overtuigend voorkomt. Dat is hier het geval. Dit betekent dat voldoende is komen vast te staan dat de arbeidsbeperkingen van betrokkene niet duurzaam zijn te achten omdat nog verbetering van haar functionele mogelijkheden is te verwachten. Voor deze beoordeling is het niet van belang of in een later stadium die verwachting niet is uitgekomen.
4.7.
De overwegingen in 4.3 tot en met 4.6 leiden tot de slotsom dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 17 september 2018 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek als voorzitter en T. Dompeling en H.O. Kerkmeester als leden, in tegenwoordigheid van A.M.M. Chevalier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 april 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
De griffier is verhinderd te ondertekenen.