In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een toeslag die aan appellante was toegekend op basis van de Toeslagenwet. Appellante ontving een WIA-uitkering en een toeslag, maar na meldingen van mogelijke fraude heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) een onderzoek ingesteld. Appellante heeft niet gereageerd op uitnodigingen voor gesprekken en haar uitkering en toeslag zijn per 1 mei 2018 geschorst en later beëindigd. Het Uwv heeft vervolgens de toeslag over verschillende periodes herzien en teruggevorderd, omdat het recht op toeslag niet kon worden vastgesteld door gebrek aan informatie over het inkomen van haar partner en haar verblijf in Nederland.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de intrekking en terugvordering onterecht zijn, en dat de bankgegevens die het Uwv heeft gebruikt onrechtmatig zijn verkregen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het Uwv voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden, waardoor het recht op toeslag niet kon worden vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht de toeslag heeft ingetrokken en teruggevorderd.