Uitspraak
21 4335 WIA
PROCESVERLOOP
mr. Hoesenie verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
drs. J.C. van Beek.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich ziek had gemeld met klachten van spierschokken, pijn en geheugenproblemen, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had vastgesteld dat appellant gedeeltelijk arbeidsgeschikt was, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35 tot 45%. Appellant was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn belastbaarheid niet correct was vastgesteld, en dat er onvoldoende medisch onderzoek was verricht. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en het Uwv had de aangevallen uitspraak bevestigd. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld en dat de rechtbank de juiste overwegingen had gemaakt. De Raad onderschreef de conclusies van de rechtbank en oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de stellingen van appellant onderbouwden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.