In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de IVA-uitkering van appellant, die per 1 maart 2019 is stopgezet. De reden voor de beëindiging was dat uit onderzoek bleek dat appellant niet in Nederland woonde, maar in de Dominicaanse Republiek. Appellant had verzocht om herleving van zijn uitkering, omdat hij stelde per 4 maart 2019 weer in Nederland te wonen. Het Uwv had dit verzoek afgewezen, wat appellant in beroep aanvocht. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten. Appellant stelde dat hij op basis van het vertrouwensbeginsel recht had op herleving van zijn uitkering, maar de Raad oordeelde dat de uitsluitingsgrond van verblijf buiten Nederland van toepassing was. De Raad concludeerde dat appellant op 4 maart 2019 nog niet in Nederland woonde en dat er geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland bestond. Het beroep op het vertrouwensbeginsel werd afgewezen, omdat de informatie op de website van het Uwv niet als toezegging kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.