ECLI:NL:CRVB:2023:88
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en de ingangsdatum in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijstand aan appellant. Appellant had op 7 april 2020 een aanvraag om bijstand ingediend, met als gewenste ingangsdatum 27 maart 2020. Hij stelde dat hij zich al op 13 maart 2020 had gemeld bij het daklozenteam van de gemeente Groningen, maar de Raad oordeelde dat hij op die datum geen duidelijkheid had verschaft over zijn verblijfplaats, waardoor er geen registratie van zijn adres en woonplaats heeft plaatsgevonden. Hierdoor kon hij zich niet als gemeld beschouwen in de zin van de Participatiewet (PW). De Raad bevestigde dat het college van burgemeester en wethouders van Groningen terecht bijstand heeft verleend met ingang van 1 mei 2020.
Daarnaast was er discussie over een bijschrijving van € 1.000,- op de bankrekening van appellant op 27 april 2020, die hij als een lening voor levensonderhoud beschouwde. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat deze bijschrijving een lening was die moest worden terugbetaald en bedoeld was voor levensonderhoud. De schriftelijke verklaring van de vriend van appellant, waarin deze de bijschrijving bevestigde, voldeed niet aan de eisen om als bewijs te dienen. De Raad concludeerde dat het college de bijschrijving terecht als inkomen in de maand april 2020 had aangemerkt, wat betekende dat appellant niet in aanmerking kwam voor bijstand vanaf de door hem gewenste datum.
De uitspraak van de rechtbank Groningen van 7 mei 2021, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard, werd door de Centrale Raad van Beroep bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.