ECLI:NL:CRVB:2023:874
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning forfaitaire vergoeding in het kader van WAZ-uitkering en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. Appellante, die sinds 1998 een WAZ-uitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een bedrag van € 48.440,23 terug te vorderen. Dit bedrag was te veel aan uitkering ontvangen over de jaren 2007 tot en met 2017. Appellante stelde dat het Uwv onzorgvuldig had gehandeld en dat zij recht had op een integrale kostenvergoeding voor de gemaakte bezwaar- en proceskosten. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat er volgens de rechtbank geen bijzondere omstandigheden waren die een hogere kostenvergoeding rechtvaardigden.
In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat het Uwv onredelijk heeft gehandeld en dat de kostenvergoeding verhoogd moet worden. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die aanleiding geven voor een hogere kostenvergoeding dan de forfaitaire vergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv niet beschikte over alle benodigde informatie bij het nemen van de primaire besluiten en dat het Uwv na het verkrijgen van de juiste gegevens de besluiten heeft herzien. De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv niet bewust onzorgvuldig heeft gehandeld en dat de gemaakte kosten niet uitzonderlijk hoog waren. Daarom is het hoger beroep afgewezen en is de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.