Uitspraak
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van het ouderdomspensioen van appellant door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellant ontving een AOW-pensioen naar de norm van een ongehuwde pensioengerechtigde, maar na zijn huwelijk op 10 december 2020 met zijn Egyptische echtgenote, heeft de Svb het pensioen herzien naar dat van een gehuwde pensioengerechtigde. Appellant stelt dat hij in de eerste maanden van het huwelijk, toen zijn echtgenote nog in Egypte woonde, recht heeft op het ongehuwde tarief omdat er sprake zou zijn van duurzaam gescheiden leven. De Svb concludeerde echter dat appellant en zijn echtgenote geen duurzaam gescheiden leven leidden, aangezien zij vanaf medio maart 2021 samen in Nederland woonden.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, en appellant heeft hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Tijdens de zitting op 23 februari 2023 heeft de Raad de zaak behandeld. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad stelt vast dat appellant en zijn echtgenote de intentie hadden om samen te leven en dat er geen bewijs is voor duurzaam gescheiden leven. De Raad wijst erop dat de financiële gevolgen van het huwelijk van appellant niet leiden tot een ongerechtvaardigde behandeling en dat appellant geen recht heeft op een partnertoeslag.
De uitspraak bevestigt dat de herziening van het ouderdomspensioen en de terugvordering van het teveel betaalde in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, met L.C. van Bentum als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 mei 2023.