ECLI:NL:CRVB:2023:842

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
23/253 WAO-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoek om wraking na openbaarmaking van uitspraak

Op 24 april 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep mondeling uitspraak gedaan in een hoger beroep dat verzoeker had ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 januari 2023. Verzoeker heeft in deze procedure verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 28 mei 2021. Na de mondelinge uitspraak heeft verzoeker op 26 april 2023 een verzoek om wraking ingediend tegen de behandelend rechter, M.A.H. Van Dalen-van Bekkum. De wrakingskamer heeft het verzoek om wraking niet in behandeling genomen, omdat het verzoek is ingediend nadat de uitspraak openbaar was gemaakt. Dit is in overeenstemming met artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022, dat bepaalt dat een verzoek om wraking niet in behandeling kan worden genomen indien het is gedaan na de openbaarmaking van de einduitspraak in de hoofdzaak. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze beslissing geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is genomen door de voorzitter E.J.M. Heijs en de leden E.W. Akkerman en S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van griffier M.V. Kamphuis, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.

Uitspraak

23.253 WAO-W

Datum beslissing: 3 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door:
[verzoeker] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 12 januari 2023, 21/5869, in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, en verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 28 mei 2021, 20/990 WAO.
M.A.H. Van Dalen-van Bekkum (behandelend rechter) heeft als lid van de enkelvoudige kamer op 24 april 2023 mondeling uitspraak gedaan.
Op 26 april 2023 heeft verzoeker een verzoek om wraking tegen de behandelend rechter ingediend.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2. Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 bepaalt dat de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
3. In het voorliggende geval is op 24 april 2023 mondeling uitspraak gedaan en is het verzoek om wraking ingediend op 26 april 2023. Dat betekent dat het verzoek is gedaan nadat de uitspraak openbaar is gemaakt. De wrakingskamer zal het verzoek daarom niet in behandeling nemen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bepaalt dat het verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.
Deze beslissing is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en E.W. Akkerman en S.B. Smit-Colenbrander als leden, in tegenwoordigheid van M.V. Kamphuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) M.V. Kamphuis