ECLI:NL:CRVB:2023:837

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
22/3993 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

Op 3 mei 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/3993 WIA. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van de aangevallen uitspraak. In dit geval is de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 3 november 2022 per aangetekende post aan de partijen verzonden. Het beroepschrift is echter pas op 16 december 2022 ontvangen, wat betekent dat het niet binnen de gestelde termijn is ingediend.

De appellante heeft aangevoerd dat zij de uitspraak pas op 15 november 2022 heeft ontvangen en dat er geen afhaalbericht is achtergelaten. De Raad overweegt echter dat de rechtbank de uitspraak op de juiste wijze heeft bekendgemaakt en dat het risico van een te late indiening voor rekening van de appellante komt. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende feiten heeft aangetoond die de stelling dat er geen afhaalbericht is achtergelaten, kunnen onderbouwen.

De Centrale Raad van Beroep heeft daarom zonder verder onderzoek besloten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 3 mei 2023
22/3993 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 oktober 2022, 21/2838 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 3 november 2022 per aangetekende post in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 16 december 2022 via de digitale postkamer ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 1 februari 2023 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop bij brief van 2 maart 2023 geantwoord dat de aangevallen uitspraak niet op 4 november 2022 door PostNL bij het huisadres van appellante is aangeboden. Appellante betwist ook dat er een afhaalbericht is achtergelaten. Appellante geeft aan dat zij niet eerder dan 15 november 2022 bekend is geraakt met de uitspraak en dat dit niets met ‘voor risico van belanghebbende’ te maken heeft.
De Raad overweegt dat de rechtbank de aangevallen uitspraak met de aangetekende verzending op 3 november 2022 op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt. In situaties zoals de onderhavige geldt in beginsel het uitgangspunt dat het risico dat hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor risico komt van de partij die hoger beroep instelt. Voor zover appellante heeft betoogd dat zij geen afhaalbericht heeft ontvangen, ligt op haar weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. Zulke feiten heeft appellante niet aannemelijk gemaakt.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.