ECLI:NL:CRVB:2023:811
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en de vraag naar terugwerkende kracht in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld over de toekenning van bijstand aan appellant en de vraag of deze bijstand met terugwerkende kracht verleend moest worden. Appellant had op 14 juni 2019 ontslag genomen en op 11 oktober 2019 een WW-uitkering aangevraagd, welke op 22 oktober 2019 werd afgewezen. Pas op 4 december 2019 heeft appellant een aanvraag voor bijstand ingediend, waarbij hij 14 juni 2019 als gewenste ingangsdatum heeft opgegeven. Het college van burgemeester en wethouders van Ouder-Amstel heeft bij besluit van 31 januari 2020 bijstand toegekend met ingang van 4 december 2019, maar niet met terugwerkende kracht vanaf 14 juni 2019, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep heeft ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet zo spoedig mogelijk na de afwijzing van zijn WW-aanvraag bijstand heeft aangevraagd, wat een voorliggende voorziening is. De Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een terugwerkende kracht van de bijstand rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat de ingangsdatum van de bijstand op 4 december 2019 blijft staan. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.