Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Feiten en omstandigheden
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 10 juni 2022. Dit besluit betrof de weigering om appellante te plaatsen in de door haar geambieerde functie van [naam functie 1] in het kader van haar re-integratie. De Raad had eerder, op 28 oktober 2021, de uitspraak van de rechtbank Rotterdam vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. In de nieuwe beslissing op bezwaar verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van appellante ongegrond, omdat zij niet voldeed aan de vereiste werkervaring van minimaal 3 tot 5 jaar voor de functie van [naam functie 1]. Appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. W.C. de Jonge, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om schadevergoeding. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. J. Eilers. Tijdens de zitting op 16 maart 2023 heeft de Raad de zaak behandeld.
De Raad oordeelde dat de staatssecretaris terecht had besloten om appellante niet in de functie van [naam functie 1] te plaatsen. De Raad benadrukte dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom appellante niet voldeed aan de eisen voor deze functie, met name gezien haar gebrek aan relevante werkervaring en haar kwetsbare gezondheidstoestand. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en het beroep van appellante werd ongegrond verklaard. De Raad concludeerde dat de gang van zaken rondom het eerdere ontslag van appellante niet van invloed was op de juridische verplichtingen in het kader van de re-integratie.