ECLI:NL:CRVB:2023:758
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- M. Ramanand
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet melden hoofdverblijf op uitkeringsadres
In deze zaak beoordeelt de Centrale Raad van Beroep een besluit tot intrekking en terugvordering van bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad heeft dit besluit genomen omdat appellante niet had gemeld dat zij haar hoofdverblijf niet had op het door haar opgegeven adres. Appellante ontving sinds 3 mei 2018 bijstand op grond van de Participatiewet en stond ingeschreven op het uitkeringsadres. Tijdens een rechtmatigheidsonderzoek bleek dat het waterverbruik op het uitkeringsadres extreem laag was, wat aanleiding gaf tot het besluit van het college om de bijstand in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft het hoger beroep beoordeeld aan de hand van de argumenten van appellante. Het oordeel van de Raad is dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad stelt vast dat appellante in de te beoordelen periode feitelijk niet op het uitkeringsadres verbleef en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij daar haar hoofdverblijf had. De Raad wijst erop dat een extreem laag waterverbruik de veronderstelling rechtvaardigt dat de woning niet wordt bewoond. Appellante heeft geen bewijs geleverd voor haar stelling dat zij tijdelijk bij haar ouders verbleef vanwege een verbouwing. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en laat de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand. Appellante krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.