ECLI:NL:CRVB:2023:734
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de erkenning van beroepsziekte en schadevergoeding voor ambtenaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ambtenaar tegen de beslissing van de Minister van Justitie en Veiligheid, waarbij de bezoldiging van de appellant werd gekort vanwege langdurige arbeidsongeschiktheid. De appellant, die van 1978 tot 2021 bij het Openbaar Ministerie werkte, had schouderklachten ontwikkeld na een tennisincident in 2015. De minister had de schouderklachten niet erkend als beroepsziekte en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank Noord-Nederland had de beroepen van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat er geen causaal verband was tussen de schouderklachten en de werkomstandigheden van de appellant. De Raad volgde de deskundigenrapportages die concludeerden dat de schouderklachten waarschijnlijk het gevolg waren van degeneratie en niet van de arbeidsomstandigheden. De Raad oordeelde dat de minister terecht de bezoldiging met 30% had gekort en dat er geen recht op schadevergoeding bestond. De uitspraak werd gedaan op 20 april 2023.