Uitspraak
Na afloop van de voorgeschreven wachttijd is aan betrokkene een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Daarnaast heeft betrokkene recht op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Met ingang van het studiejaar 2019-2020 is betrokkene aan de Hogeschool [plaatsnaam] ingeschreven voor de vierjarige voltijds bacheloropleiding tot docent Nederlandse gebarentaal. Ook volgt betrokkene deeltijdonderwijs bij VAVO [regio] om een aantal VWO-certificaten te behalen.
Bij besluit van 13 augustus 2019 is aan betrokkene op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) een levenlanglerenkrediet van € 120,- per maand toegekend voor zijn opleiding tot docent gebarentaal. Voor het deeltijdonderwijs dat betrokkene bij VAVO [regio] volgt, ontvangt hij een tegemoetkoming ingevolge Hoofdstuk 5 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS).
4. Wettelijk kader
In artikel 1.4 van de Wajong (waarnaar in onderdeel b wordt verwezen) was namelijk bepaald dat als studerende wordt aangemerkt de persoon die studiefinanciering ontvangt op grond van de Wsf 2000. Omdat de periode waarover een studerende in aanmerking kan komen voor reguliere studiefinanciering wettelijk is gemaximeerd en een studerende in beginsel slechts voor reguliere studiefinanciering in aanmerking kan komen tot en met de maand waarin hij de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt, waren studerenden in de zin van artikel 1.4 van de Wajong zelden 30 jaar of ouder.
De wetgever heeft zich er in de parlementaire stukken niet over uitgelaten dat ‘via’ artikel 1.4 van de Wajong de werkingssfeer van onderdeel b van het eerste lid van artikel 19a van de WOOS is vergroot. [4] Vervolgens heeft de wetgever een en ander bestendigd maar zonder dat is verduidelijkt waarom daarvoor geen extra financiële middelen zijn vrijgemaakt. In de Memorie van Toelichting bij de wetswijziging per 1 januari 2019 is – slechts – vermeld:
5.1.8. Uit 5.1.7 volgt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd. De weigering van het Uwv om betrokkene voorzieningen toe te kennen voor het onderwijs dat hij volgt aan de Hogeschool [plaatsnaam] is immers beoordeeld aan de hand van beleid dat niet is heroverwogen in het licht van onder meer de wijziging van artikel 19a, eerste lid, onderdeel a van de WOOS. De Raad zal het bestreden besluit om die reden gedeeltelijk vernietigen. Nu het om een discretionaire bevoegdheid gaat, bestaat er geen mogelijkheid voor de Raad om zelf in de zaak te voorzien. Het Uwv dient op dit punt opnieuw op het bezwaar van betrokkene te beslissen. In verband daarmee wordt nog overwogen dat – gezien de gegeven beleidsvrijheid – het niet per se kennelijk onredelijk hoeft te zijn dat het Uwv enige (leeftijds)grens hanteert (zie ook punt 4.4 van de uitspraak van 29 september 2022).
- vernietigt de aangevallen uitspraak, met uitzondering van de daarin opgenomen beslissingen over proceskosten en griffierecht;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op de weigering van het Uwv om betrokkene een voorziening schrijf- en/of gebarentolk toe te kennen voor het onderwijs aan de Hogeschool [plaatsnaam] ;
- draagt het Uwv op om een in zoverre een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit alleen bij de Raad kan worden ingesteld;
- treft een voorlopige voorziening, in die zin dat het Uwv wordt opgedragen om binnen twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak 100 uren voorziening schrijf- en/of gebarentolk aan betrokkene toe te kennen als voorschot op de gevraagde voorziening voor het onderwijs dat betrokkene volgt aan de Hogeschool [plaatsnaam] , en bepaalt dat deze voorlopige voorziening zes weken na de bekendmaking van het nadere besluit op bezwaar vervalt;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten die betrokkene in hoger beroep en incidenteel hoger beroep heeft gemaakt tot een bedrag van in totaal € 2.092,50.
Bijlage: regelgeving
Wajong
Artikel 1:4. Studerenden1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt als studerende aangemerkt de persoon:
Besluit uitbreiding kring studerenden Wajong(tekst die geldt sinds 1 september 2020)
Artikel 1. Uitbreiding van de kring van studerenden1. Voor de toepassing van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt mede verstaan onder studerende de persoon die niet op grond van artikel 1:4, eerste lid, van die wet als studerende wordt aangemerkt en die:
WOOS(tekst die geldt sinds 1 januari 2019; Kamerstukken 34977)
Artikel 19a. Onderwijsvoorzieningen voor jongeren met een handicap
Art. 2.2.2 Protocol Voorzieningen UWV 2019
- jonger zijn dan 17 jaar; of
- studerende zijn als bedoeld in de Wajong (de voltijdstuderende); of
- jonger zijn dan 30 jaar en uitsluitend vanwege zijn ziekte of gebrek geen voltijdonderwijs kunnen volgen.
- die reguliere studiefinanciering ontvangt op grond van de Wsf 2000. Hierbij gaat het om personen in het hoger onderwijs (hbo en wo) en personen van 18 jaar of ouder in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) die voor hun 30e met studeren zijn begonnen;
- die Wajonggerechtigde (oWajong, Wajong 2010 of Wajong 2015) is en een levenlanglerenkrediet ontvangt;
- die een financiële voorziening ontvangt als bedoeld in artikel 7.51 lid 1 van de WHW. Hierbij gaat het om studenten die na afloop van hun studiefinanciering door hun onderwijsinstelling financieel worden ondersteund omdat zij door een bijzondere omstandigheid, zoals bijv. ziekte, studievertraging hebben opgelopen);
- die een tegemoetkoming ontvangt op grond van hoofdstuk 4 van de WTOS. Het gaat hier om leerlingen tussen de 18 en 30 jaar oud in het voortgezet onderwijs of die een opleiding volgen in het voortgezet algemeen volwassen onderwijs (vavo);
- voor wie kinderbijslag wordt ontvangen op grond van artikel 7 lid 2 onderdeel a of b van de AKW. Hierbij gaat het om kinderen van 16–17 jaar die overdag op school zitten en die bezig zijn om een startkwalificatie te behalen, zijn vrijgesteld van het behalen van een startkwalificatie of al een startkwalificatie hebben behaald of
- die niet op grond van de voorgaande opsomming als studerend kan worden aangemerkt, niettemin in verband met onderwijs of een beroepsopleiding overdag lessen of stages volgt gedurende gemiddeld ten minste 213 klokuren per kwartaal en voor zolang hij de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt. Hierbij gaat het om studenten aan niet-erkende instellingen.
- Ernstige scholingsbelemmeringen
- Volgt een leerling een opleiding aan een van de scholingsinstituten, zoals bedoeld in de Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen, dan verstrekt UWV geen onderwijsvoorzieningen. De scholingsinstituten zijn verplicht eventuele voorzieningen beschikbaar te stellen.
- Leerlingen ouder dan 30 jaar
- Is een leerling ouder dan 30 jaar, dan kan UWV ook een onderwijsvoorziening toekennen. Echter onder voorwaarde dat de opleiding is gestart voor het 30e levensjaar én de persoon als studerend kan worden aangemerkt. In dat geval kan UWV tot aan het einde van de opleiding een onderwijsvoorziening toekennen (zolang er sprake is van recht op studiefinanciering).