1.2.In overeenstemming met de bevindingen van een arbeidsdeskundige, neergelegd in een rapport van 23 augustus 2013, heeft het Uwv bij besluit van 26 augustus 2013 de aanvraag van appellante afgewezen. Bij besluit van 7 januari 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv de bezwaren van appellante tegen het besluit van 26 augustus 2013 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat appellante op grond van haar leeftijd niet in aanmerking kan komen voor een voorziening op grond van de Wet Overige OCW‑subsidies (WOOS) en dat zij evenmin voldoet aan de voorwaarden voor een voorziening op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De afwijzing van een voorziening op grond van de Wet WIA is gebaseerd op de gronden dat een noodzaak tot de voorgenomen studie ontbreekt omdat appellante arbeid in loondienst en als zelfstandige heeft, dat de meerjarige scholing niet de kortste weg is naar werk en dat niet is komen vast te staan dat de scholing naar arbeid leidt. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 13 december 2013 ten grondslag gelegd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe in hoofdzaak overwogen dat de in artikel 19a van de WOOS opgenomen leeftijdsgrens zich verzet tegen toekenning van de gevraagde voorziening op grond van de WOOS. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv op grond van de Wet WIA de bevoegdheid heeft om onder bepaalde voorwaarden vergoeding voor tolkuren toe te kennen ten behoeve van het volgen van scholing of opleiding. Het dient te gaan om een opleiding of scholing die strekt tot de bevordering van inschakeling in het arbeidsproces of het behoud van arbeid. De rechtbank heeft, met het Uwv, geoordeeld dat de door appellante gevraagde voorziening niet past binnen dit kader. Tot slot heeft de rechtbank, naar aanleiding van het door appellante ingenomen standpunt dat zij zich gediscrimineerd voelt nu aan haar niet de noodzakelijke voorzieningen worden verschaft om volwaardig en gelijkwaardig te participeren in de samenleving, overwogen dat de hier aan de orde zijnde regelingen slechts voor een beperkte groep toegankelijk zijn. De in de WOOS opgenomen leeftijdgrens geldt daarbij voor alle aanvragers. Met betrekking tot de Wet WIA heeft de rechtbank overwogen dat het doel en de strekking van die wet niet is om toegankelijk onderwijs te bevorderen, maar om inkomensbescherming te bieden aan (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten en om werknemers met beperkingen te helpen re-integreren. Omdat van een dergelijke situatie bij appellante geen sprake was, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om te oordelen dat het bestreden besluit in strijd met het verbod op discriminatie is genomen.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de voorziening niet zou moeten worden gekoppeld aan leeftijd of aan arbeidsmarktperspectief. Zij heeft gesteld dat het hanteren van de leeftijdsgrens van 30 jaar ontoelaatbare leeftijdsdiscriminatie met zich brengt. Het Uwv heeft voorts geen rekening gehouden met de speciale omstandigheden waarin zij verkeert. Zij is als dove beperkt in haar mogelijkheden als zij niet de nodige voorzieningen krijgt geboden. Appellante heeft erkend dat zij verantwoordelijk is voor het betalen van haar opleiding doch heeft gesteld dat zij geen toegang tot het onderwijs heeft zonder een tolk gebarentaal. Appellante heeft gewezen op het onlangs geratificeerde Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van 13 oktober 2006 (Trb. 2007, 169 en Trb. 2014, 113; VN‑Gehandicaptenverdrag). Dit verdrag pleit er volgens appellante voor dat zij als dove boven de 30 jaar recht heeft op de voorziening tolk gebarentaal. Appellante heeft in het bijzonder gewezen op de artikelen 4, eerste lid onder b, en 9, eerste lid onder a, van het VN‑Gehandicaptenverdrag. Voorts heeft appellante herhaald dat het Uwv haar in 2006 wel een vergoeding heeft toegekend en dat de door het Uwv aangeboden spraaklezer geen oplossing is voor het soort opleiding dat zij wil gaan volgen. Zij heeft er op gewezen dat haar dienstverband als [functie 1] , ingaande 1 juli 2015, is beëindigd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Artikel 19a van de WOOS en onderscheid op grond van leeftijd