In deze zaak gaat het om de vraag of het bezwaar van appellante tegen het boetebesluit en de aanmaning terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat dit het geval is. Het boetebesluit is op de juiste wijze bekendgemaakt en appellante heeft daartegen te laat bezwaar gemaakt. De aanmaning is geen besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De beoordeling richt zich op de vraag of de besluiten correct zijn bekendgemaakt, niet op de inhoudelijke juistheid van het boetebesluit of de verjaring van de vordering.
Appellante had in 2014 een boete van € 5.252,08 opgelegd gekregen door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. In 2017 ontving zij een aanmaning voor een totale schuld van € 13.559,57. Appellante maakte pas in 2021 bezwaar tegen zowel de boete als de aanmaning, maar het college verklaarde deze bezwaren niet-ontvankelijk. De rechtbank bevestigde deze beslissing. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de bekendmaking van de besluiten niet correct was, maar de Raad oordeelt dat het college voldoende heeft aangetoond dat de besluiten op de juiste wijze zijn verzonden.
De Raad concludeert dat de bezwaren van appellante niet ontvankelijk zijn verklaard, omdat zij de bezwaartermijn heeft overschreden. De aanmaning kan niet worden aangevochten, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 1.674,-.