In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg had de bijstand van betrokkene, die sinds 9 november 2015 bijstand ontving, ingetrokken op basis van vermeende schending van de inlichtingenverplichting. Betrokkene had geen melding gemaakt van haar werkzaamheden als oppas en van haar vakanties, wat volgens het college leidde tot een onjuiste berekening van haar recht op bijstand. De rechtbank had in een tussenuitspraak geoordeeld dat het college de berekening van het inkomen onjuist had uitgevoerd door geen rekening te houden met de verschuldigde inkomstenbelasting. Het college had echter geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om het motiveringsgebrek te herstellen.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat betrokkene de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene over de jaren 2018 en 2019 geen inkomstenbelasting heeft betaald en dat de besparingen op kosten van levensonderhoud tijdens vakanties niet substantieel waren. Hierdoor was er geen grond voor de intrekking van de bijstand. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het bestreden besluit van het college herroepen voor de maanden waarin de bijstand was ingetrokken. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 4.542,- bedragen.