ECLI:NL:CRVB:2023:667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand kosten griffierecht door Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor griffierechten. Appellante, geboren in 1940, had op 7 april 2021 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 387,- voor griffierechten die zij had betaald in de periode van 15 april 2020 tot en met 27 februari 2021. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat deze te laat was ingediend. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, waaronder haar lage inkomen en het feit dat zij niet op de hoogte was van de gewijzigde beleidsregels. De Raad oordeelde dat de enkele verwijzing naar een laag inkomen geen bijzondere omstandigheid vormt om met terugwerkende kracht bijstand toe te kennen. Ook het gebrek aan informatie van het college over de gewijzigde termijn werd niet als een bijzondere omstandigheid erkend. De Raad bevestigde dat het uitgangspunt is dat er geen bijstand met terugwerkende kracht wordt verleend, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Aangezien deze omstandigheden niet aanwezig waren, werd het hoger beroep afgewezen en bleef de afwijzing van de aanvraag in stand. Appellante kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.