ECLI:NL:CRVB:2023:574
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering WIA-uitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die sinds 19 juni 2007 een WIA-uitkering ontvangt, heeft zijn uitkering over de periode van 1 december 2018 tot en met 31 mei 2019 zien herzien en teruggevorderd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) wegens schending van de inlichtingenverplichting. Dit volgde na een anonieme melding dat appellant werkzaamheden verrichtte in het tegelzetbedrijf van zijn zoon. Het Uwv heeft onderzoek gedaan en vastgesteld dat appellant inderdaad werkzaamheden heeft verricht zonder dit te melden, wat leidde tot de herziening van zijn uitkering en de oplegging van een boete van € 1.921,19.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het standpunt van het Uwv werd onderschreven. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij geen op loon waardeerbare werkzaamheden heeft verricht en dat hij niet verwijtbaar heeft gehandeld. De Raad heeft echter geoordeeld dat de gronden van appellant in hoger beroep een herhaling zijn van wat eerder in beroep is aangevoerd en dat de rechtbank deze gronden voldoende heeft gemotiveerd besproken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht de WIA-uitkering heeft herzien en de boete heeft opgelegd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.