In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Appellant had op 20 maart 2018 een aanvraag om bijstand ingediend, maar deze werd afgewezen op basis van onvoldoende informatie over zijn financiële situatie. De rechtbank had het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, maar appellant ging in hoger beroep. De Raad oordeelde dat appellant voldoende aannemelijk had gemaakt hoe hij in zijn levensonderhoud had voorzien voorafgaand aan de aanvraag. Er waren geen concrete aanwijzingen voor andere inkomstenbronnen, waardoor de afwijzing van de aanvraag niet kon standhouden. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, met de opdracht aan het college om een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant. Tevens werd het college veroordeeld in de kosten van appellant, die in totaal € 4.542,- bedroegen.