ECLI:NL:CRVB:2023:538

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
21/2513 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de kostendelersnorm in het bestuursrecht met betrekking tot bijstandsverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de herziening van de bijstandsverlening aan appellante, die een pensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet en een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) op basis van de Participatiewet. De herziening van de AIO-aanvulling door de Sociale verzekeringsbank (Svb) was gebaseerd op de kostendelersnorm, die van toepassing is wanneer er medebewoners in dezelfde woning zijn.

Appellante woont samen met haar dochter, die als kosten delende medebewoner wordt aangemerkt. De Svb heeft de AIO-aanvulling herzien omdat de dochter op hetzelfde adres staat ingeschreven. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij de kosten niet met haar dochter kan delen, omdat haar dochter onder bewind staat en geen inkomen kan verwerven. De Raad heeft echter geoordeeld dat de kostendelersnorm ook van toepassing is op bloedverwanten in de eerste graad, ongeacht of de kosten daadwerkelijk worden gedeeld. De rechtbank heeft de eerdere beslissing van de Svb bevestigd, en de Raad heeft deze bevestiging in hoger beroep onderschreven.

De Raad heeft vastgesteld dat de wetgever bewust heeft gekozen voor de toepassing van de kostendelersnorm in situaties zoals deze, en dat er geen grondslag is voor afwijking van de norm op basis van de persoonlijke omstandigheden van appellante en haar dochter. De uitspraak bevestigt de geldigheid van de kostendelersnorm en de toepassing ervan in het kader van bijstandsverlening.

Uitspraak

21 2513 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 5 juli 2021, 20/6300 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 21 maart 2023

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P. van Baaren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen gewezen op hun recht om ter zitting te worden gehoord. Partijen hebben niet binnen de hen gegeven termijn verklaard dat zij gebruik wil maken van dat recht. Daarom heeft de Raad met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Daarna heeft de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

1. In deze zaak beoordeelt de Raad een herziening van bijstand naar de kostendelersnorm.
1.1.
Appellante ontvangt per 1 november 2019 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. In aanvulling daarop ontvangt zij vanaf december 2019 op grond van de Participatiewet (PW) een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) naar de norm voor een alleenstaande. Appellante woont op adres X.
1.2.
Sinds 27 mei 2020 is ook de dochter van appellante (A) op adres X woonachtig.
1.3.
Bij besluit van 17 juni 2020, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 september 2020 (bestreden besluit), heeft de Svb de AIO-aanvulling met ingang van juni 2020 herzien, omdat A vanaf 27 mei 2020 op adres X staat ingeschreven en als kosten delende medebewoner wordt aangemerkt. Het feit dat A geen inkomsten heeft, maakt dat volgens de Svb niet anders.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De te beoordelen periode loopt in dit geval van 1 juni 2020 tot en met 17 juni 2020.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat A voldoet aan de omschrijving van een kosten delende medebewoner als bedoeld in de aanhef van artikel 19a, eerste lid, van de PW en dat zij niet valt onder de daarna in het eerste lid onder a tot en met d beschreven situaties. [1]
4.3.
De gronden van het hoger beroep komen erop neer dat appellante de kosten niet met A kan delen en dat daarom van de kostendelersnorm moet worden afgeweken. A kwam net terug uit het buitenland en had onderdak nodig. A staat onder bewind en kan niet door middel van arbeid inkomen verwerven. Ook is het voor haar niet goed mogelijk een bijstandsuitkering aan te vragen.
4.4.
De gronden slagen niet. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat bij toepassing van de kostendelersnorm niet relevant is of de medebewoners de kosten feitelijk delen en of elk van hen daadwerkelijk bijdraagt in die kosten. Dit is vaste rechtspraak. [2] De door appellante genoemde omstandigheden geven geen aanleiding om van de kostendelersnorm af te wijken. De PW biedt geen grondslag voor afwijking van de kostendelersnorm op de grond dat toepassing ervan leidt tot een onbillijke situatie. Ook dit is vaste rechtspraak. [3] Bovendien heeft de wetgever er bewust voor gekozen om de kostendelersnorm ook van toepassing te laten zijn op personen die hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben als een bloedverwant in de eerste graad en waarbij sprake is van een zorgbehoefte. [4] De opvang en zorg die appellante aan haar dochter verleent, kan er daarom op zichzelf niet toe leiden dat de Svb van de kostendelersnorm afwijkt.
4.5.
De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd, omdat de gronden van het hoger beroep niet slagen.
5. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Slotsom
6. De kostendelersnorm blijft ongewijzigd van toepassing.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2023.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) N. van der Horn

Voetnoten

1.Artikel 19a, eerste lid, van de PW luidt: In deze paragraaf wordt onder kostendelende medebewoner verstaan de persoon van 21 jaar of ouder die in dezelfde woning als de belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft en niet:
2.CRvB van 1 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3869.
3.CRvB van 1 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3869.
4.Kamerstukken II 2013/14, 33 801, nr. 19, blz. 15-16.