Op 23 maart 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een dienstongeval dat plaatsvond tijdens een militaire gevechtscursus. Appellante, werkzaam bij de Koninklijke Landmacht, had deelgenomen aan een verplichte twee weken durende gevechtscursus, waarbij een meerdaagse oefening onder oorlogsnabootsende omstandigheden plaatsvond. Tijdens deze oefening, op 30 september 2020, raakte appellante gewond toen zij in een kuil stapte, wat resulteerde in een gebroken kuit- en scheenbeen. De staatssecretaris van Defensie had het ongeval aangemerkt als een bedrijfsongeval, maar niet als een dienstongeval, omdat er volgens hem geen sprake was van buitengewone omstandigheden.
De rechtbank Den Haag had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde anders. De Raad stelde vast dat de omstandigheden waaronder de gevechtscursus werd uitgevoerd, wel degelijk als buitengewoon konden worden aangemerkt. De Raad oordeelde dat de oefening, die plaatsvond in het donker en zonder verlichting, een verhoogd risico op letsel met zich meebracht. Dit was in strijd met de eerdere beoordeling van de staatssecretaris en de rechtbank.
De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep van appellante gegrond. Het ongeval werd nu aangemerkt als een dienstongeval, en de staatssecretaris werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van het erkennen van de risico's die verbonden zijn aan militaire oefeningen onder bijzondere omstandigheden.