In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante die een Wajong-uitkering ontving. De appellante, geboren op 2 november 1993, heeft Multiple Sclerose (MS) en heeft in het verleden een uitkering op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong 2010) ontvangen. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante per 7 november 2018 beschikt over arbeidsvermogen, wat betekent dat zij geen recht heeft op een uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Dit besluit is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek, waaruit bleek dat appellante ten minste vier uur per dag belastbaar is en een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie.
De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat er geen reden was om te twijfelen aan het oordeel van het Uwv. Appellante heeft in hoger beroep haar eerdere gronden herhaald, maar de Raad concludeerde dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante arbeidsvermogen heeft. De informatie van de neuroloog die appellante inbracht, leidde niet tot een ander oordeel over haar belastbaarheid voorafgaand aan 3 maart 2020.
De Raad bevestigde dat appellante geen recht heeft op een uitkering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten, en dat de hoogte van haar Wajong-uitkering ongewijzigd blijft. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de beoordeling van arbeidsvermogen in het kader van sociale zekerheidswetgeving.