ECLI:NL:CRVB:2023:448
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na niet-gemelde werkzaamheden in restaurant
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 10 september 2004 bijstand ontvingen op basis van de Participatiewet. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van Ede terecht de bijstand heeft ingetrokken en beëindigd, omdat appellant op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht in een restaurant dat op naam van zijn zonen staat, zonder dit te melden. De Raad stelt vast dat er geen grondslag was voor het (deels) digitaal houden van de zitting, maar dat appellanten hierdoor niet zijn benadeeld. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond had verklaard. De Raad concludeert dat de bewijslast voor de intrekking van de bijstand op het college rustte, en dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan. De terugvordering van de bijstand wordt ook bevestigd, ondanks de stelling van appellanten dat er dringende redenen zijn om hiervan af te zien. De Raad oordeelt dat appellanten niet hebben aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare gevolgen heeft voor hun situatie.