ECLI:NL:CRVB:2023:431
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ongewijzigde voortzetting WGA-vervolguitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om de WGA-vervolguitkering ongewijzigd voort te zetten naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. Appellant, die eerder als voorman lasser werkte, heeft zich in 2013 ziek gemeld en ontvangt sinds 2015 een uitkering op basis van de Wet WIA. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellant tegen de besluiten van het Uwv ongegrond verklaard. In hoger beroep stelt appellant dat zijn beperkingen zijn toegenomen en dat het onderzoek door de deskundige niet zorgvuldig is uitgevoerd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de deskundige zijn conclusies voldoende heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank heeft terecht het oordeel van de deskundige gevolgd en de gronden van appellant in hoger beroep zijn grotendeels herhalingen van eerdere argumenten. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat het Uwv de WGA-vervolguitkering terecht ongewijzigd heeft voortgezet.