ECLI:NL:CRVB:2023:428
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld met rechterschouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de klachten van appellante adequaat waren beoordeeld. De rechtbank had vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet verplicht was om appellante zelf te zien, en dat de arbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies passend waren voor appellante. Appellante voerde in hoger beroep aan dat haar klachten niet goed waren beoordeeld en dat zij niet voldeed aan de opleidingseisen voor de functie van medewerker tuinbouw. De Raad volgde echter de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante niet voldoende nieuwe medische gegevens had aangedragen om de eerdere beslissing te weerleggen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geweigerd de WIA-uitkering toe te kennen. De beslissing werd genomen op basis van de medische en arbeidskundige beoordeling, waarbij de Raad de argumenten van appellante niet overtuigend achtte. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van de arbeidsdeskundige in het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid.