ECLI:NL:CRVB:2023:402
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellant. Appellant, die zich op 9 augustus 2018 ziekmeldde met psychische klachten, had eerder een aanvraag ingediend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De verzekeringsartsen van het Uwv hebben vastgesteld dat appellant belastbaar is, met inachtneming van zijn beperkingen zoals vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Het Uwv weigerde echter de WIA-uitkering, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht.
De rechtbank Oost-Brabant had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellant ging in hoger beroep. Tijdens de zitting heeft appellant zijn standpunt herhaald dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn medische omstandigheden. De Raad oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de door de verzekeringsartsen aangenomen belastbaarheid van appellant. De Raad onderschreef de conclusie van de rechtbank dat de FML en de daarin opgenomen beperkingen adequaat waren.
De Raad concludeerde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en dat de functies die aan de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage ten grondslag lagen, medisch geschikt waren voor appellant. Het hoger beroep van appellant werd dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.